Récap pc + Lv

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Le passé composé

2 delen: hulpwerkwoord + vd

hulpwerkwoord: avoir of être (let op: rester, aller, entrer, arriver, aller gebruiken être als hulpwerkwoord

voltooid deelwoord bepalen

wat is onderwerp? --> pas hulpwerkwoord aan onderwerp aan

Lijdend voorwerp

wat is een lijdend voorwerp?

Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord: le, la, l', les

Plaats van persoonlijk voornaamwoord

-->Indien 1 werkwoord: voor pv

--> indien nog een werkwoord: voor hele werkwoord

PC: Vul de juiste vorm in

Julie ..............  ............ à Marrakech. (aller)

1. est allée
2. est allé
3. a allée
4. a allé

PC: Vul de juiste vorm in

Nous ............ ............. malade. (être)

1. sommes été
2. sommes étés
3. avons été
4. avons étés

PC: Vul de juiste vorm in

ã la terrace j'/ je ................. ................. un café. (prendre)

1. je suis pris
2. j'ai prise
3. je suis prise
4. j'ai pris

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.

Ik heb het boek gekocht. (le livre, pers voornaamw = le)

1. Je l'ai acheté
2. Je le suis acheté
3. Je le suis achetée
4. Je l'ai achetée

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.
Anton kijkt naar de sterren. les étoiles

1. Antonin regarde les
2. Les Antonin regarde
3. Antonin les regarde

Waar staat het lijdend voorwerp (la, la, l', les) in de zin? Kies de juiste vertaling.

U moet het anti-muggenspul meenemen. (la lotion anti-moustique)

1. Il faut la emporter
2. Il la faut emporter
3. Il l'faut emporter
4. Il faut l'emporter

Hoeveel vragen had je fout?

0

1-2

3+