Vrouwen uitgesloten van politiek en hoge posities.
Werden door de wet als kinderen behandeld.
Mochten geen geld hebben en rechtszaken beginnen.
Slide 6 - Diapositive
Achterstelling 19e eeuw
Lage sociale klasse:
Zwaar werk uit noodzaak.
Zorgen voor man en gemiddeld vijf kinderen.
Hoge sociale klasse:
Verplicht thuiszitten.
Meisjes voorbereid op dienen van de man in het huwelijk
Achterstelling = discriminatie
Veel voordelen: 'Vrouwen zijn niet verstandig'
Slide 7 - Diapositive
Eerste feministen
(1870-1919)
Eisen emancipatie (gelijkstelling).
Vooral door vrouwen van hogere klasse.
Wilden net als de mannen kiesrecht hebben.
Slide 8 - Diapositive
Effect 1e feministische golf
Vanaf 1901 kregen moeder wettelijk medezeggenschap over hun kind.
Opkomst anticonceptie (geboortebeperking).
Algemeen Vrouwenkiesrecht vanaf 1919.
Belangrijkste persoon: Aletta Jacobs
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
-Ismen
feminisme
confessionalisme
liberalisme
socialisme
Slide 11 - Diapositive
Tegen de invloed van de verlichting
Tegenstanders van liberalen en socialisten= conservatieven ( Wilden bestaande toestanden behouden en verzetten zich tegen meer vrijheid, gelijkheid en democratie).
Grootste groep conservatieve= confessionelen (christenen in de politiek).
Protestants confessionalisme o.l.v. Abraham Kuyper.
Katholiek confessionalisme
Slide 12 - Diapositive
Confessionalisme
Tegen algemeen kiesrecht.
Tegen openbare scholen (belangrijkste punt).
Tegen gelijkstelling vrouwen.
Mensen moesten de Bijbel gehoorzamen.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Samenvatting
Vrouwen hadden in de 19e eeuw een achtergestelde positie. Vanaf 1870 voerden feministen met succes actie voor een meer gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen.
Conservatieven waren tegen veranderingen en confessionelen baseerden zich op het christelijke geloof. Ze keerden zich tegen de invloed van de verlichting en waren de politieke tegenstanders van het liberalisme en het socialisme.
Protestanten en katholieken wilden dat de overheid niet alleen het openbaar onderwijs betaalde, maar ook het bijzonder onderwijs. In 1901 behaalden confessionelen een meerderheid in de Tweede Kamer. Vanaf 1917 betaalde de overheid ook de bijzondere scholen.