Tekstdoelen en tekstsoorten

Vandaag

Leerdoel: aan het einde van de les ken je verschillende tekstdoelen en kan je het doel van een tekst herkennen.

Aan het einde van de les weet je hoe je verkleinwoorden kunt maken en kunt spellen.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vandaag

Leerdoel: aan het einde van de les ken je verschillende tekstdoelen en kan je het doel van een tekst herkennen.

Aan het einde van de les weet je hoe je verkleinwoorden kunt maken en kunt spellen.

Slide 1 - Diapositive

Wat is het tekstdoel van deze schrijver?
A
Informeren
B
Amuseren (vermaken)
C
Instrueren
D
Activeren

Slide 2 - Quiz

Theorie: tekstdoelen
- Een schrijver wil iets met zijn tekst bereiken. Hij heeft een doel.
- Houd rekening met dit doel, dan schrijf je betere teksten.
- Weet je wat het voor tekst het is? Dan weet je wat de schrijver van je wil.

Slide 3 - Diapositive

De tekstdoelen op een rij

Doel van de tekst: 
Informeren
Iets leren of uitleggen (instrueren)
Iets laten doen (activeren)
Een mening geven (overtuigen)
Vermaken (amuseren)


De schrijver wil:
Dat je iets te weten komt
Dat je weet hoe je iets moet doen
Je overhalen om iets te doen
Dat je zijn mening overneemt

Je vermaken

Slide 4 - Diapositive

Informeren
instrueren
activeren
Overtuigen
Vermaken
Krant
recept
reclametekst
recensie
(bespreking van een film)
Een boek

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is het tekstdoel van deze schrijver?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 6 - Quiz

Wat is het tekstdoel van deze schrijver?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel van deze schrijver?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quiz

Wat is het tekstdoel van deze schrijver?
A
Activeren
B
Instrueren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 9 - Quiz

Opdracht 1
Lees de tekst: (blz. 117 tekst 2)
Een witte stok voor blinden
De witte stok voor blinden werd in 1930 bedacht door een mevrouw die in Parijs woonde. Frankrijk telde in die tijd duizenden blinde mannen als gevolg van de Duitse gasaanvallen in de Eerste Wereldoorlog. Mevrouw d’Herbemont vond het gevaarlijk dat deze mannen dagelijks in het drukke verkeer rondliepen. Ze schreef een brief aan de krant waarin ze voorstelde om blinde voetgangers met een witte stok voortaan voorrang te geven.
De regering stemde in met haar voorstel en vanaf 1931 werden door de overheid 5000 witte stokken onder blinden verspreid. Al snel werd het hulpmiddel in andere landen ingevoerd. Zowel in Nederland als in België is de voorrangsregel van de blinde of slechtziende met witte stok in de wet vastgelegd.

Slide 10 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 11 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de vorige tekst bereiken?

Slide 12 - Question ouverte

De volgende tekst
Lees de tekst: (tekst 3 blz. 117)
Blinden in het verkeer
Ik rijd al tien jaar op de fiets, maar wist niet dat een blinde die wil oversteken, altijd voorrang heeft als hij zijn stok uitsteekt. Ik vind daarom dat hier in verkeerslessen extra aandacht aan besteed moet worden. Slechtzienden of blinden kunnen als voetganger gemakkelijk aangereden worden, als mensen deze regel niet kennen. Of je nu op een fiets rijdt of in een auto, je moet weten hoe je moet handelen als iemand met een blindenstok op de stoep staat te wachten.

Slide 13 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 14 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de tekst bereiken?

Slide 15 - Question ouverte

Nog een tekst
Lees de tekst (blz. 118 tekst 4)
Hoe gebruik je de witte stok?
Stap 1. Houd de stok met je rechterhand vast en steek hem naar voren. Wind het touwtje niet rond je pols. Ontspan je schouder, elleboog en pols. Houd de stok naast je lichaam en stap met je linkervoet naar voren.
Stap 2. Zwaai de stok dan naar links terwijl je je rechtervoet naar voren brengt. De stap en de zwaaibeweging moeten gelijktijdig gebeuren.
Stap 3. Breng nu je linkervoet naar voren terwijl je de stok naar rechts zwaait. Zo ga je verder. De zwaaibeweging doe je met de pols. Zwaai de stok niet te hoog en ook niet te breed: de breedte van je lichaam is voldoende. Wanneer je linkshandig bent, doe je de bewegingen andersom.

Slide 16 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 17 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de tekst bereiken?

Slide 18 - Question ouverte

Maak nu opdracht 1, 2 en 3 blz. 26-31

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 21 - Quiz

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
babie'tje

Slide 22 - Quiz

Verkleinwoorden
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje

Slide 23 - Quiz

Verkleinwoorden
A
woningkje
B
woninkje
C
woningje

Slide 24 - Quiz

Maak nu

Opdracht 1, 2, 3 blz. 236-237

Slide 25 - Diapositive