Mavo 1 tekstdoelen en tekstsoorten 5-6

Welkom bij Nederlands
Zet je camera aan
Zet je microfoon uit

Ga naar lessonup en vul de code in
Vul je eigen naam in

Zorg dat je je boek naast je hebt
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands
Zet je camera aan
Zet je microfoon uit

Ga naar lessonup en vul de code in
Vul je eigen naam in

Zorg dat je je boek naast je hebt

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Opmerkingen
- Theorie herhalen
- Nieuwe theorie
Huiswerk week 23: startopdracht, 1, 2, 3, 4, 5 en 7 van woordenschat hoofdstuk 5
Leerdoel: aan het einde van de les kan ik tekstdoelen herkennen en bepalen welke leesstrategie ik moet toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Opmerkingen
- Wat wil de vraag van mij
- 'In welke zin?'
- Leg je antwoord uit
- Zoek het op!
 - Geen opdrachten overslaan

Slide 3 - Diapositive

Theorie: tekstdoelen
- Een schrijver wil iets met zijn tekst bereiken. Hij heeft een doel
- Houd rekening met dit doel, dan schrijf je betere teksten
- Weet je wat het tekstdoel is? Dan snap je de tekst beter begrijp

Slide 4 - Diapositive

De tekstdoelen op een rij

Doel van de tekst: 
Informeren
Iets leren of uitleggen (instrueren)
Iets laten doen (activeren)
Een mening geven (overtuigen)
Vermaken (amuseren)


De schrijver wil:
Dat je iets te weten komt
Dat je weet hoe je iets moet doen
Je overhalen om iets te doen
Dat je zijn mening overneemt

Je vermaken

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 1
Lees de tekst: (blz. 117 tekst 2)
Een witte stok voor blinden
De witte stok voor blinden werd in 1930 bedacht door een mevrouw die in Parijs woonde. Frankrijk telde in die tijd duizenden blinde mannen als gevolg van de Duitse gasaanvallen in de Eerste Wereldoorlog. Mevrouw d’Herbemont vond het gevaarlijk dat deze mannen dagelijks in het drukke verkeer rondliepen. Ze schreef een brief aan de krant waarin ze voorstelde om blinde voetgangers met een witte stok voortaan voorrang te geven.
De regering stemde in met haar voorstel en vanaf 1931 werden door de overheid 5000 witte stokken onder blinden verspreid. Al snel werd het hulpmiddel in andere landen ingevoerd. Zowel in Nederland als in België is de voorrangsregel van de blinde of slechtziende met witte stok in de wet vastgelegd.

Slide 6 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 7 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de vorige tekst bereiken?

Slide 8 - Question ouverte

De volgende tekst
Lees de tekst: (tekst 3 blz. 117)
Blinden in het verkeer
Ik rijd al tien jaar op de fiets, maar wist niet dat een blinde die wil oversteken, altijd voorrang heeft als hij zijn stok uitsteekt. Ik vind daarom dat hier in verkeerslessen extra aandacht aan besteed moet worden. Slechtzienden of blinden kunnen als voetganger gemakkelijk aangereden worden, als mensen deze regel niet kennen. Of je nu op een fiets rijdt of in een auto, je moet weten hoe je moet handelen als iemand met een blindenstok op de stoep staat te wachten.

Slide 9 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 10 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de tekst bereiken?

Slide 11 - Question ouverte

Nog een tekst
Lees de tekst (blz. 118 tekst 4)
Hoe gebruik je de witte stok?
Stap 1. Houd de stok met je rechterhand vast en steek hem naar voren. Wind het touwtje niet rond je pols. Ontspan je schouder, elleboog en pols. Houd de stok naast je lichaam en stap met je linkervoet naar voren.
Stap 2. Zwaai de stok dan naar links terwijl je je rechtervoet naar voren brengt. De stap en de zwaaibeweging moeten gelijktijdig gebeuren.
Stap 3. Breng nu je linkervoet naar voren terwijl je de stok naar rechts zwaait. Zo ga je verder. De zwaaibeweging doe je met de pols. Zwaai de stok niet te hoog en ook niet te breed: de breedte van je lichaam is voldoende. Wanneer je linkshandig bent, doe je de bewegingen andersom.

Slide 12 - Diapositive

Het doel van de vorige tekst is:
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
Instrueren

Slide 13 - Question de remorquage

Wat wil de schrijver met de tekst bereiken?

Slide 14 - Question ouverte

Noem drie afleidingen van het woord wandel
Voorbeeld: verkopen - verkoper, onverkoopbaar, verkooptruc

Slide 15 - Question ouverte

Even de leesstrategieën herhalen.
Welke kennen we nog?

Slide 16 - Carte mentale

Even de leesstrategieën herhalen.
Welke kennen we nog?

Slide 17 - Carte mentale

0

Slide 18 - Vidéo

Leesstrategie

Oriënterend


Globaal

Zoekend
Doel

Onderwerp bepalen/ is de tekst bruikbaar

Hoofdpunten uit de tekst

Bruikbare informatie

Slide 19 - Diapositive

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3: 
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 20 - Question de remorquage

Theorie: tekst en afbeeldingen
Twee doelen voor afbeeldingen:
- extra informatie
- aantrekkelijker

Slide 21 - Diapositive

Lees de tekst: (blz. 43)
Abstracte kunst van kleuter of kunstenaar
[1]
Een van deze schilderijen is gemaakt door een jongetje van vier. Het andere is gemaakt door een bekende kunstenaar. Welk schilderij is volgens jou door een kleuter gemaakt? En welke van de twee schilderijen vind jij mooier?

[2]
Beide schilderijen noemt men ‘abstract’. Daarop is geen plaatje van iets of iemand te zien, maar alleen vorm en kleur. Bijna zoals een kind tekent. Er zijn schilders die zulke schilderijen heel goed konden maken, zoals de Nederlandse kunstenaar Karel Appel. Die schilderijen kosten nu meer dan honderdduizend euro per stuk.

Slide 22 - Diapositive

Hoe weet je wat het tussenkopje van alinea 2 kan zijn?

Slide 23 - Question ouverte

Welk tussenkopje past bij alinea 2?
A
Karel Appel
B
Honderdduizend euro
C
schilderijen
D
abstract

Slide 24 - Quiz

Huiswerk
Week 23: startopdracht, opdracht 1, 2, 3, 4, 5, en 7 van woordenschat hoofdstuk 5
Week 24: opdracht 1, 3, en 4 van lezen hoofdstuk 6

Slide 25 - Diapositive