Week 21 - debatteren

Welkom DH3!
Deze les:
- Lezen uit je leesboek
- Leerdoelen 
- Uitleg debatteren
- Klassikale opdrachten
- Duo-opdracht

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom DH3!
Deze les:
- Lezen uit je leesboek
- Leerdoelen 
- Uitleg debatteren
- Klassikale opdrachten
- Duo-opdracht

Slide 1 - Diapositive

Lezen uit je leesboek

Ga 10 minuten voor jezelf in stilte lezen of werk aan je opdracht









timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Leerdoelen:
  • Ik kan een stelling bedenken voor een debat.
  • Ik kan voor- en tegenargumenten bedenken bij een stelling.
  • Ik kan me voorbereiden op de rol van een voor- en tegenstander van een debat.
  • Ik kan deelnemen aan een debat.
  • Ik kan de argumenten van mijn tegenstander weerleggen.
  • Ik kan tijdens een debat op de juiste manier aan het woord komen.
  • Ik kan overtuigend spreken voor publiek.

Slide 3 - Diapositive

Wat weet jij van debatteren?
Pak je chromebook. Maak een woordweb.

Waar denk jij aan bij debatteren?


timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is belangrijk?
Nu je weet wat een debat is, kan je nadenken over wat er belangrijk is in een debat.




Tip: waar word jij straks op beoordeeld?
timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Klassikale opdracht
Verschillende debatten zijn vastgelegd op camera en uitgezonden op de televisie. We gaan samen kijken naar interessante (momenten uit) debatten.

Opdracht: schrijf op wat je wel/niet overtuigend vind in de presentatie of argumentatie van de politici.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Klassikale opdracht
We gaan kijken naar fragment van Arjen Lubach waarin drie mensen op satirische wijze gaan debatteren met elkaar.

Opdracht: wat moet je vooral niet doen tijdens een debat? Noteer de debattrucjes die voorkomen in het fragment.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Duo-opdracht
Wat moet je dus vooral niet doen tijdens een debat?

Maak een lijstje van minimaal 4 punten.

timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Welkom DHV3!
Deze les:
- Lezen uit je leesboek
- Terugblik
- Ballondebat
- Uitleg sterke argumenten
- Opdracht

Slide 14 - Diapositive

Lezen uit je leesboek

Ga 10 minuten voor jezelf in stilte lezen.




Leesboek vergeten? Ga het nieuws lezen!





timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Terugblik
Wat is debatteren? Wat is belangrijk?

Slide 16 - Diapositive

Groepsopdracht
Maak een groepje van 5.


Slide 17 - Diapositive

Groepsopdracht
Kies een (voor iedereen) bekende Nederlander uit.

Bedenk waarom deze bekende Nederlander de beste is; waarom is deze persoon onmisbaar?
timer
3:00

Slide 18 - Diapositive

BN'er pitchen
Stel je gaat deze BN'er promoten, richt je niet op je medestanders, maar op het publiek. Als je wilt overtuigen, bedenk je dan altijd op wie jij je moet richten. Stem je boodschap af op degene die je wil overtuigen. 

Redeneer dus niet vanuit het eigenbelang (“Ik, Snelle, wil nog een nummer uitbrengen zodat ik veel geld verdien”), maar vanuit het belang van de jury (“Ik wil jullie opvrolijken met een aantal nieuwe, leuke liedjes!”).

Slide 19 - Diapositive

Groepsopdracht
Elke groep wijst één spreker aan (iedereen komt aan de beurt)
(lukt dit niet, dan bepaalt de docent wie het woord voert).

Slide 20 - Diapositive

Ballonvlucht
De vijf BN’ers maken gezamenlijk een ballonvlucht. Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Om snel op te stijgen moeten twee BN’ers overboord worden gegooid.

Slide 21 - Diapositive

Ballondebat

Slide 22 - Diapositive

Ballondebat ronde 1
Elke ballonvaarder houdt een speech van maximaal één minuut waarin hij aangeeft waarom hij beslist in de ballon moet blijven zitten. Let op: het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt wie mag blijven!
 


Slide 23 - Diapositive

Ballonvlucht
De ballon maakt snel hoogte en de ballonvaarders gaan verder met hun tocht. Maar het gaat wéér mis! De ballon dreigt tegen een ander hooggebouw aan te vliegen. Deze keer kan slechts één iemand blijven.


Slide 24 - Diapositive

Ballondebat ronde 2
Elke ballonvaarder moet dit keer een speech houden over waarom de andere twee beslist niet in de ballon mogen blijven zitten – waarom zij misbaar zijn! Let op: het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt wie mag blijven!

Slide 25 - Diapositive

Nog een rondje
Elk groepje krijgt een voorwerp toegewezen:
Groepje 1: pinpas
Groepje 2: paspoort
Groepje 3: routekaart
Groepje 4: powerbank
Groepje 5: waterflesje

Bedenk waarom dit voorwerp onmisbaar is op reis. 
timer
2:00

Slide 26 - Diapositive

Groepsopdracht
Elke groep wijst één spreker aan (iedereen komt aan de beurt)
(lukt dit niet, dan bepaalt de docent wie het woord voert).

Slide 27 - Diapositive

Ballonvlucht
De vijf reisvoorwerpen maken gezamenlijk een ballonvlucht. Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Om snel op te stijgen moeten twee voorwerpen overboord worden gegooid.

Slide 28 - Diapositive

Ballondebat ronde 1
Elke ballonvaarder houdt een speech van maximaal één minuut waarin hij aangeeft waarom hij beslist in de ballon moet blijven zitten. Let op: het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt welk voorwerp mag blijven!
 


Slide 29 - Diapositive

Ballonvlucht
De ballon maakt snel hoogte en de ballonvaarders gaan verder met hun tocht. Maar het gaat wéér mis! De ballon dreigt tegen een ander hooggebouw aan te vliegen. Deze keer kan slechts één voorwerp blijven.


Slide 30 - Diapositive

Ballondebat ronde 2
Elke ballonvaarder moet dit keer een speech houden over waarom de andere twee beslist niet in de ballon mogen blijven zitten – waarom zij misbaar zijn! Let op: het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt wie mag blijven!

Slide 31 - Diapositive

Sterke vs. zwakke argumenten

Slide 32 - Diapositive

Argument 1: sterk of zwak?
Peter van Dijk, hoogleraar mobiliteit aan de Universiteit van Amsterdam, stelt dat kilometerheffing de filedruk kan verlagen. Dus: invoering van de kilometerheffing leidt tot een afname van het aantal files.

Slide 33 - Diapositive

Argument 2: sterk of zwak?
Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.

Slide 34 - Diapositive

Argument 3: sterk of zwak?
Je moet meer bewegen, want wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat regelmatige lichaamsbeweging het risico op chronische ziektes vermindert.

Slide 35 - Diapositive

Argument 4: sterk of zwak?
Ik vind de schouwburg in Amsterdam beter dan de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, want de Stadsschouwburg Amsterdam ziet er mooier uit. 

Slide 36 - Diapositive

Argument 5: sterk of zwak?
Karin Heimnitz, student verloskunde aan de Hogeschool Utrecht, zegt dat zwangere vrouwen die hun cholesterolgehalte verlagen minder kans hebben op vroeggeboorte.

Slide 37 - Diapositive

Waar moeten sterke argumenten aan voldoen?

Slide 38 - Diapositive

Sterke argumenten
Het is heel belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Als je je argument goed uitlegt, dan heb je een sterk argument. 

Een argument goed uitleggen doe je door het nemen van drie stappen:
1. Eerst zeg je wat het argument (A) is.
2. Dan leg je het argument uit (U).
3. Tot slot geef je een voorbeeld: ‘Bijvoorbeeld, ... (B)’

Een voorbeeld geven bij je argument, maakt wat je uitlegt nog duidelijker. Mensen kunnen dan
voorstellen wat je bedoelt. Het laat je argument meer leven en maakt je argument dus sterker!

Slide 39 - Diapositive

Sterke argumenten

Slide 40 - Diapositive

Duo-opdracht
Stelling: de mensheid moet minder papier gebruiken.

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive