Wisk 4.4 - Tabellen, grafieken, diagrammen (2)

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Stijgen
Dalen
Constant

Slide 5 - Question de remorquage

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Hoe warm was het
om 10:00?
A
10 graden
B
11 graden
C
12 graden
D
14 graden

Slide 8 - Quiz

Wat is de minimum
temperatuur op
woensdag 13 mei?
A
0 graden
B
2 graden
C
6 graden
D
16 graden

Slide 9 - Quiz

Wat is de maximum
temperatuur op
woensdag 13 mei?
A
0 graden
B
10 graden
C
14 graden
D
16 graden

Slide 10 - Quiz

Hoe laat was de
temperatuur het hoogst?
A
1 uur
B
2 uur
C
14 uur
D
21 uur

Slide 11 - Quiz

Wanneer is de
temperatuur constant?

Slide 12 - Question ouverte

Wanneer stijgt de
temperatuur?

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer daalt de
temperatuur?

Slide 14 - Question ouverte

Wat gebeurt er tussen
7:00 en 8:00?

Slide 15 - Question ouverte

Wat gebeurt er tussen
14:00 en 17:00?

Slide 16 - Question ouverte

Stijgt of daalt het gewicht van Jacob en Esmee tussen 2012 en 2016?
A
stijgt
B
daalt

Slide 17 - Quiz

Hoe zwaar waren Jacob en Esmee in 2012?
A
8 kg
B
12 kg
C
15 kg
D
17 kg

Slide 18 - Quiz

Hoeveel kg is Jacob aangekomen tussen 2013 en 2014?
A
12 kg
B
15 kg
C
3 kg
D
8 kg

Slide 19 - Quiz

In welk jaar was de toename van het gewicht van Esmee het grootst?
A
2013
B
2014
C
2016
D
2017

Slide 20 - Quiz

Wie is in 2017 het zwaarst?
A
Jacob
B
Esmee

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Het hondenasiel
Hoeveel honden zitten er in asiel 2?
A
5
B
10
C
6
D
8

Slide 23 - Quiz

Het hondenasiel
Hoeveel honden zitten er meer in asiel 2 dan in asiel 3?
A
2
B
10
C
6
D
8

Slide 24 - Quiz

Met de NS-treinplanner kun je een treinreis tussen twee stations plannen en de kosten berekenen. Hier zie je een geplande treinreis.

Slide 25 - Diapositive

Om welke treinreis gaat het hier?

Slide 26 - Question ouverte

Geef de vertrektijd

Slide 27 - Question ouverte

Geef de aankomsttijd

Slide 28 - Question ouverte

Hoe vaak moet je overstappen?

Slide 29 - Question ouverte

Waar moet je overstappen?

Slide 30 - Question ouverte

Hoeveel kost een enkele reis, vol tarief?

Slide 31 - Question ouverte

Met de auto is de afstand tussen deze twee stations ongeveer 150 km. Op die dag was de benzineprijs van € 1,45. Stel je voor dat je een auto hebt die per liter benzine 12 km rijdt (gemiddeld). Wat is het goedkoopst, tussen deze twee stations met de auto of met de trein reizen?
A
auto
B
trein

Slide 32 - Quiz

Je ziet er deze tabel met gegevens over de bevolking van D.

Slide 33 - Diapositive

Wat betekenen de getallen in de derde kolom?

Slide 34 - Question ouverte

Hoeveel inwoners telde D in 2000?

Slide 35 - Question ouverte

Hoe groot was de oppervlakte van D in 2004? Laat je berekening zien (afronden op 2 decimalen)

Slide 36 - Question ouverte

John gaat een fietstocht maken.
John fietste in het eerste uur 10 kilometer
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz

John gaat een fietstocht maken.
Nadat hij 10 kilometer gefietst had, hield John een rustpauze van 2 uur.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quiz

John gaat een fietstocht maken.
Na 5 uur heeft John 35 kilometer gefietst.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

John gaat een fietstocht maken.
John heeft in het eerste uur meer kilometers gefietst dan in het vierde uur.
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quiz

Vorig jaar heeft sportwinkel Champion het aantal verkochte producten bijgehouden. De blauwe lijn geeft de verkoop van mutsen weer.

Vorig jaar heeft sportwinkel Champion het aantal verkochte producten bijgehouden.
De blauwe lijn geeft de verkoop van mutsen weer

Slide 41 - Diapositive

In welke maand werden de meeste mutsen verkocht?
A
januari
B
maart
C
oktober
D
december

Slide 42 - Quiz

Vanaf de maand _____ steeg de verkoop van mutsen.
A
januari
B
maart
C
oktober
D
december

Slide 43 - Quiz

In de ______ werden geen mutsen verkocht.
A
zomer
B
herfst
C
lente
D
winter

Slide 44 - Quiz

Van welk product zou de roze grafiek kunnen zijn?
A
handschoenen
B
zwembroek
C
skistokken
D
truien

Slide 45 - Quiz