Les 'leidinggeven' H5 (omgaan met conflicten)

• Facilitair Leidinggevende
• MBO
• Studiejaar 3

Welkom

- 'Leidinggeven lunch'

- Komende 2 periodes

- Boek FD FLK 2

- Periode 1 & 2 > theorie + EXAMENS

- Periode 3  > HERKANSING

Les 

Wat gaan we doen?

Periode 1 > Theorie

Periode 2 > Theorie + examens

 

Profieldeel P2-K2

P2-K2-W1  : Begeleidt en stuurt lerende medewerkers aan

P2- K2-W2: Plant en verdeelt werkzaamheden

P2-K2-W3 : Voert gesprekken met medewerkers

Vorige les..

Les 6

Hoofdstuk 5 > Omgaan met conflicten in een team

Waar denken jullie aan
bij een conflict?

Les 

Meningsverschil:

• Tegengestelde opvattingen of wensen tussen twee personen
• Er kan over worden gesproken en/of gediscussieerd a.d.h.v. argumenten.
  
• Gaat over inhoud en/of de communicatie.

Conflict:

• Langdurig hardnekkig meningsverschil.
  
• Gevolgen voor samenwerking binnen het team. (niet luisteren, emoties etc.)
  
• Oplossing enkel mogelijk wanneer je blijft openstaan en blijft luisteren naar elkaar.

Les 

Zelfstandig lezen blz 103 t/m 106

Maken opdracht 5.03 

Les 

Oorzaken van conflicten in een team

• Emoties
  
• Machtsverschil
  
• Cultuurverschillen
  
• Verdeling van middelen
  
• Gebrekkige communicatie
  
• Meer dan één oorzaak
  

Thomas & Kilmann

Thomas & Kilmann ontwikkelden een veel gebruikt model om conflictstijlen te omschrijven. In hun model beschrijven zij vijf stijlen. 

Iedereen heeft een ‘voorkeursstijl’ waar hij/zij zich het meest in thuis voelt. Doe de test >>

www.cvc.nl

Les 

  Conflictstijlen:

 1. Forceren/doordrukken/vechten

       op basis van macht

       op basis van recht

    2. Toegeven/aanpassen

    3. Vermijden/ontlopen

    4. Probleem oplossen/samenwerken

    5. Onderhandelen/bemiddelen (mediation)

Thomas & Kilmann

• Doordrukken : de taart is van mij
• Toegeven/aanpassen: jij mag de taart
• Vermijden/ontlopen: welke taart?
• Samenwerken: waarom is die taart belangrijk voor je?
• Onderhandelen/compromis: allebei een halve taart

Op welk onderdeel van conflicthantering scoor jij het hoogst?

Conflict is niet altijd negatief!

- Het kan leiden tot een oplossing voor een langslepend probleem. 

- Effectievere samenwerking. 

Les 

Nadelen van een conflict:

• Kunnen verlammend werken
  
• Destructief
  
• Scheppen een negatieve sfeer

Voordelen van een conflict:

• Leiden tot verandering en/of vernieuwing
  
• Nieuwe denkpaden
  
• Creativiteit wordt gestimuleerd
  
• Sluimerende zaken opschudden
  

Les 

Conflicthantering

Een conflictsituatie wil je de-escaleren dus:

• Tel tot tien als je emoties voelt opkomen of stap letterlijk even uit de situatie.
  
• Gebruik de ‘ik-boodschap’.
  
• Voorkom verdere misverstanden door soms samenvatting te geven en door te vragen (LSD).
  
• Vraag aandacht voor jouw gevoelens.
  
• Wat is jouw belang? Wat is voor jou acceptabel?
  
• Vraag evt. neutrale derde persoon te bemiddelen.
  
• Sta open voor opmerkingen van de ander.
  
• Zoek punten van overeenstemming

Drie fases tijdens een conflict

Vechtfase 

Relationele fase 

Emotionele fase 

Soorten conflicten

1. Inhoudelijk conflict; die gaan over de inhoud of organisatie van het werk, verdeling van verantwoordelijkheden en middelen, oplossingen voor nieuwe vragen en problemen in het werk

2. Belangen conflict; belangenconflict is dat je vindt dat er steeds te weinig tijd wordt ingepland om je taken goed uit te kunnen voeren

3. Sociaal- emotioneel conflict; staat het gedrag en de houding binnen persoonlijke relaties centraal. Het gaat hier onder meer om kwesties als zelfbeeld en identiteit

Ander onderwerp..

In de examenweek instructie/demonstratie geven, maar hoe doe je dat?

De instructie 

De instructie 

Instructies

Opdrachten en instructies geven

'Bak een ei'  is niet voldoende als je wilt dat het ei in roomboter met de sunny side up moet worden gebakken.

Instructie/demonstratie

Waar moet je aan denken als je een instructie geeft?

• Welke kennis/vaardigheden is/zijn reeds aanwezig bij de medewerker (beginsituatie).
  
• Wanneer moet de instructie plaatsvinden (tijdstip).
  
• Waar moet de instructie plaats vinden (plaats).
  
• Welke materialen heb je nodig bij de instructie.
  
• Welke volgorde in handelingen pas je toe bij de instructie.
  
• Wat wil ik de persoon leren.
  
• Hoe leert de in te werken persoon. 

Oefening instructie geven

1. Stukje tekst voorlezen (word document)

2. Waar gaat het over?

3. Nog een keer voorlezen

4. Uitleg 'kapstok'

Welk woord gebruik je in een instructie

1. Waarom
2. Pak . . .
3. Leg ...... neer
4. Wat

Als je een instructie geeft gebruik je lange zinnen met veel woorden.

1. Onjuist
2. Juist

Wat is het belangrijkste doel van instructie geven?

1. Begrijpen en onthouden van informatie
2. Geven van productinformatie
3. Iets vertellen
4. Uitleg geven

Oefening

Maak groepjes (4/5 studenten)

De eerste naam krijgt een kaartje met een zin erop.

fluister de boodschap naar nummer 2 enz. 

De laatste moet de instructie uitvoeren!

Een instructie geven 

De volgorde is belangrijk! 

• Welke informatie eerst?
• Welke informatie daarna?
• Waar eindig je mee?
• Laat zien wat je doet.
• Wie is je doelgroep? Pas je taalgebruik daarop aan.

Oefening

• Maak tweetallen. 
• A en B zitten met de rug naar elkaar en hebben beide een vel papier voor zich. 
• A maakt een simpele tekening, bv van een huisje. Daarna instrueert hij B zodanig dat op B's vel dezelfde tekening komt te staan. A ziet niet wat B tekent. A mag natuurlijk niet zeggen: "Teken een huisje".

Instructie

• Gebruik eenvoudige zinnen
  
• Werk stap voor stap
  
• Gebruik doe- en signaalwoorden

Stappenplan

wat is belangrijk
bij een instructie?

Hoe was deze les?

0100

Tijd over?

Zelfstandig of in duo's werken aan voorbereiden examen