Late Middeleeuwen - Ontstaan steden + Gilden

Hoe ontstonden steden en Gilden?
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Hoe ontstonden steden en Gilden?

Slide 1 - Diapositive

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
Tijdvak 4: Late Middeleeuwen
  1. Hoe konden door vernieuwingen in de landbouw rond het jaar 1000 steden ontstaan?
  2. Waarom kregen steden stadsrechten? Hoe werden steden bestuurd? 
  3. Hoe werden steden beschermd tegen gevaar? Waardoor stierven er in de 14e eeuw zoveel mensen door de pest?
  4. Welke conflicten waren er tussen hoge en lage adel? Hoe gingen koningen om met ongehoorzame leenheren?
H.

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

  • Op welke plekken ontstaan tijdens de Middeleeuwen steden?
  • Waarom ontstaan de steden op die plekken?
  • Leg in je eigen woorden uit wat ambachten zijn en hoe ambachten ontstaan.

Slide 3 - Diapositive

Late Middeleeuwen
EU, 11e eeuw (1000-1100)
  • Door uitvindingen in de landbouw > niet iedereen hoeft boer te zijn >
  • Specialisatie: in handel of ambacht.
  • = beroep waarbij je iets met de hand maakt (bakker, smid).
> dit teken gebruik ik als ik bedoel: gevolg of zorgt voor. 
Bijvoorbeeld: gezondere mensen > meer baby's = gezondere mensen zorgt voor meer baby's.

Let goed op de pijltjes en lijntjes! Dit is erg belangrijk.
  • Ambachtslieden en handelaren hoeven niet op het domein te wonen.
  • Ze gaan naar op een handige plek wonen: rivier, knooppunt wegen, oud Romeinse stad.
  • Dit groeit langzaam naar een stad.
  • Uitvindingen landbouw:
  • Drieslagstelsel
  • IJzeren keerploeg
  • Arabisch halsjuk
  • Paard als trekdier
H.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Gilden
  • Groep van ambachtslieden met hetzelfde beroep. Bijv.: timmermansgilde of bakkersgilde. 
  • Gilde = samenwerking tussen ambachtslieden met dezelfde ambacht.
  • Spreken prijzen af, helpen elkaar bij ziekte of overlijden en controleren de productkwaliteit.

Slide 6 - Diapositive

Lid van het Gilde
  • Eerst: leerling. Veel klusjes doen voor de meester.
  • Dan: gezel. Het leren van het ambacht.
  • Na de meesterproef (soort eindexamen) kan je meester worden.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Dossier (praktische opdracht)
  • Je krijgt een nieuwe opdracht: opdracht 4.
  • Ga eerst verder met opdracht2 (deze moet nu écht af zijn).
  • Begin dan aan opdracht 3 (deze week af).
  • Als je klaar bent kan je de opdrachten laten controleren.
  • Ga daarna verder met opdracht 4 (deze week af).

  • Ik loop rond voor vragen.
  • Denk eraan: hoe creatiever, hoe beter!

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Herhalen leertekst 1
  • Ga allemaal staan.
  • Ik stel een aantal vragen over leertekst 1. Je moet kiezen tussen twee antwoorden. Je kan steeds je hand wel of niet opsteken om voor een antwoord te kiezen.
  • Foute antwoord? Dan ga je op je stoel zitten. 
  • Degene die het langste blijft staan, krijgt 0,2 punt cadeau bij de PO! Lees de vragen heel goed!

Slide 11 - Diapositive

Rond het jaar 1000 was er een klimaatverandering. Het werd warmer en vochtiger. Dit was goed voor de landbouw.
Hand omhoog = waar
Hand omlaag = niet waar
Niet waar.
Het werd warmer en droger.

Slide 12 - Diapositive

Omdat de horigen boeren gingen ontginnen, mochten zij stoppen met herendiensten. 
Hand omhoog = waar
Hand omlaag = niet waar
Waar.
Dit was een soort beloning voor het ontginnen.

Slide 13 - Diapositive

Het drieslagstelsel, halsjuk, keerploeg waren uitvindingen die hebben gezorgd voor bevolkingsgroei.
Hand omhoog = waar
Hand omlaag = niet waar
Waar.
Al deze vernieuwingen hebben gezorgd voor meer landbouwopbrengst. Hierdoor werden de mensen gezonder en waren zij vruchtbaarder.

Slide 14 - Diapositive

Bakker, boer, smid en timmerman zijn allemaal voorbeelden van ambachten.
Hand omhoog = waar
Hand omlaag = niet waar
Niet waar.
Boer is geen ambacht.

Slide 15 - Diapositive

Domeinen groeiden uit tot steden.
Hand omhoog = waar
Hand omlaag = niet waar
Niet waar.
Steden ontstonden langs rivieren en andere knooppunten. Soms bij oude Romeinse steden. De domeinen bleven nog bestaan onder de heer.

Slide 16 - Diapositive

Vragen voor de strijders
Nog met zoveel over? Dan moeten we het moeilijker maken!
Er kan maar 1 iemand 0,2 extra krijgen!


Slide 17 - Diapositive

Ik vond de les goed gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage