Oefenen 3.3, 3.4 en 3.5

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Oefenen 3.3, 3.4 en 3.5

Wat is een ecosysteem?

1. Alle biotische factoren in een bepaald gebied
2. Alle abiotische factoren in een bepaald gebied
3. Alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied
4. Geen factoren in een bepaald gebied

Wat is geen biotische factor?

1. insecten
2. boom
3. ziekteverwerker
4. water

Wat zijn biotische factoren?

1. dieren, planten, schimmels en bacterien
2. planten, schimmels en dieren
3. dieren en planten
4. dieren, planten en bacterien

Wat is geen abiotische factor

1. Regen
2. Wind
3. Temperatuur
4. Ziekteverwekkers

Wat is de stroomrichting van een houtvat?

1. Van boven naar beneden.
2. Van beneden naar boven.
3. Zowel van boven naar beneden als van beneden naar boven.
4. Verschillend per houtvat.

In welke richting verloopt het transport in bastvaten?

1. Van de bladeren naar de wortels.
2. Van de bladeren naar alle delen van de plant.
3. Van de wortels naar de bladeren
4. Van de wortels naar alle delen van de plant.

Deze stoffen zijn nodig voor de FOTOSYNTHESE : 

1. zuurstof + glucose
2. koolstofdioxide + water
3. zuurstof + water
4. koolstofdioxide + glucose

Hoe komt koolstofdioxide het blad in?

1. Via de huidmondjes
2. Via de nerf
3. Via de wortels

Welke stoffen ontstaan bij de VERBRANDING?

1. koolstofdioxide + water
2. zuurstof + water

Een levensgemeenschap is :

1. Alle biotische factoren in een ecosysteem
2. Alle abiotische factoren in een ecosysteem
3. Alle biotische en abiotische factoren in een ecosysteem

Alle organismen van een soort noem je een :

1. Soort
2. Populatie
3. Individu
4. Ecosysteem

Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar vindt verbranding plaats?

1. 1, 2 & 3
2. 1 ,3 & 4
3. 2, 3 & 4
4. 1, 2, 3 & 4

Een voedselketen begint ALTIJD met een :

1. dier
2. schimmel
3. bacterie
4. plant

In een voedselketen verdwijnt energie door : 

1. Verbranding en uitpoepen onverteerbare stoffen
2. Fotosynthese en uitpoepen onverteerbare stoffen

De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa. 

- de havik weegt 1 kg

- de koolmezen wegen bij elkaar 5 kg 

- de rupsen wegen bij elkaar 10 kg

- de eik heeft blaadjes die gezamenlijk 100 kg wegen.

Welke bewering is dan juist?

1. Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
2. Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
3. Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd.
4. Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd.

1. Plant <- larve <- vogel
2. Larve -> blad -> vogel
3. Plant -> larve -> vogel
4. Vogel -> larve -> Blad

Sleep de woorden naar de juiste plek in de kringloop.

Consumenten

Producenten

Afvaleters

Reducenten

Welke 3 stoffen hebben producenten nodig?

1. Zuurstof, water & glucose
2. Zuurstof, glucose & koolstofdioxide
3. Koolstofdioxide, water & mineralen
4. Koolstofdioxide, water & glucose

Welke 3 stoffen hebben consumenten nodig?

1. Zuurstof, water & glucose
2. Zuurstof, glucose & koolstofdioxide
3. Koolstofdioxide, water & mineralen
4. Koolstofdioxide, water & glucose

Zet de woorden op de juiste plek in de kringloop.

water

glucose

koolstofdioxide

zuurstof

Bekijk de afbeelding hiernaast, waarom gaan de vissen in aquarium 2 uiteindelijk dood?

Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar is het koolstofdioxide gehalte na 3 uur het laagst?

1. Bak 1, hier vindt verbranding plaats.
2. Bak 1, hier vindt fotosynthese plaats.
3. Bak 2, hier vindt verbranding plaats.
4. Bak 2, hier vindt fotosynthese plaats.