Woordenschat hoofdstuk 2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Woordenschat hoofdstuk 2

Klas 2

Wat gaan we vandaag doen?

- Toets inplannen 

Terugblik hoofdstuk 1

- Uitleg hoofdstuk 2

- Mini quiz

- Zelfstandig werken

Woordenschat hoofdstuk 1, 2 & 3

Leren woordenlijst + theorie bladzijde 24, 50 en 76

Woensdag 28 september

Welke zes manieren heb je geleerd om achter de betekenis van een moeilijk woord te komen?

Hoofdstuk 2

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de zinnen a en b?

1a Onze tuinman is een beer van een kerel.

1b Charly vond de bruine beer in het wildpark het mooist.

3a Omdat de gasten niet kwamen opdagen, zat de kok met de gebakken peren die hij had bereid als dessert.

3b Na de overstroming zaten de boeren met de gebakken peren.

Wat is figuurlijk taalgebruik?

1. Dan schrijf je letters achter elkaar
2. Dan bedoel je precies wat je zegt
3. Dan teken je wat je bedoelt
4. Dan bedoel je iets anders dan wat je zegt

Een uitdrukking is een vorm van figuurlijk taalgebruik.

1. Waar
2. Niet waar

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.

1. Figuurlijk taalgebruik
2. Letterlijk taalgebruik

Ze kookt van woede.

1. Figuurlijk taalgebruik
2. Letterlijk taalgebruik

Het schilderij springt van het doek.

1. Letterlijk taalgebruik
2. Figuurlijk taalgebruik

De toekomst lacht ons tegemoet.

1. Letterlijk taalgebruik
2. Figuurlijk taalgebruik

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?

1. Er kwam geen kip in de winkel.
2. De winkel verkocht geen kip meer.

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?

1. Dat is een goed middel voor je zieke paard.
2. Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?

1. Zij is op het paard getild.
2. Zij is over het paard getild.

Aan de slag!

Woordenschat hoofdstuk 2

Wat: opdracht 1, 2 en 4

Hoe: individueel

Klaar? Maak alvast je opdrachten voor morgen

=  5 en 7