Les 39 H2- figuurlijk taalgebruik

doel van de les



figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

doel van de les



figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil in betekenis tussen de onderstreepte woorden in de zinnen a en b?
1a Onze tuinman is een beer van een kerel.
1b Charly vond de bruine beer in het wildpark het mooist.

3a Omdat de gasten niet kwamen opdagen, zat de kok met de gebakken peren die hij had bereid als dessert.
3b Na de overstroming zaten de boeren met de gebakken peren.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Wat hebben we nu geleerd?
Kun je nu ...

... figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken?





Slide 4 - Diapositive

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Dan schrijf je letters achter elkaar
B
Dan bedoel je precies wat je zegt
C
Dan teken je wat je bedoelt
D
Dan bedoel je iets anders dan wat je zegt

Slide 5 - Quiz

Een uitdrukking is een vorm van figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 7 - Quiz

Ze kookt van woede.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 8 - Quiz

Het schilderij springt van het doek.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Quiz

De toekomst lacht ons tegemoet.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 10 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 13 - Quiz

Aan de slag!
Stencils Figuurlijk taalgebruik

Wat: opdracht 1, 2,3 en 4
Hoe: individueel

Klaar? Maak alvast je huiswerk
=  5, 6 en 7










timer
20:00

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Huiswerk
Stencils- Figuurlijk taalgebruik 

Maken: opdracht 1 t/m 7














Slide 16 - Diapositive