vertering

B3 Voedsel conserveren
Leerdoelen:
  1. Conserveringsmethoden en hun werking kunnen beschrijven
  2. Additieven en hun functie kunnen beschrijven
  3. Weten waar je op moet letten bij het hygienisch bereiden van voedsel
  4. Het verschil tussen voedselvergiftiging en voedselinfectie kennen
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

B3 Voedsel conserveren
Leerdoelen:
  1. Conserveringsmethoden en hun werking kunnen beschrijven
  2. Additieven en hun functie kunnen beschrijven
  3. Weten waar je op moet letten bij het hygienisch bereiden van voedsel
  4. Het verschil tussen voedselvergiftiging en voedselinfectie kennen

Slide 1 - Diapositive

voedsel conserveren
Grootste probleem: door bacteriën geproduceerde giftige stoffen.
Om dit te voorkomen, moet je voedsel langer houdbaar maken

Dit betekent: zorgen dat micro-organismen niet kunnen vermenigvuldigen
Micro-organismen zijn bacteriën en schimmels

Slide 2 - Diapositive

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 3 - Quiz

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 4 - Quiz

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 5 - Quiz

Welke manier van conserveren zie je hier?
Deze melk staat buiten de koeling
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 6 - Quiz

Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Koelen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken

Slide 7 - Quiz

welke manier van conserveren zie je hier?
A
geen
B
luchtdicht verpakken
C
gasverpakken
D
met conserveermiddelen

Slide 8 - Quiz

additieven
  • conserveermiddelen: zout, suiker, zuur, sulfiet
  • om eigenschappen te verbeteren: kleur-, geur- en smaakstoffen
  • om vet en water te mengen: emulgatoren
  • om oxideren te voorkomen: antioxidanten

Als ze getest zijn hebben ze een E-nummer.

Slide 9 - Diapositive

Zou je dit eten?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

voedselbereiding
  • was je handen
  • vervang theedoek en vaatdoekje iedere dag
  • verschillende snijplanken (kruisbesmetting)
  • hou rauw en gaar eten (vooral vlees) apart
  • bereid voedsel max. 5 dagen bewaren, daarna heel goed verhitten
  • langer bewaren = invriezen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Lien

0

Slide 16 - Vidéo

vertering
In de wand van het hele darmkanaal kringspieren en lengtespieren. 
Dit zijn gladde spieren.
Kenmerk gladde spieren: niet veel kracht, wel lange tijd werken.
Deze spieren zorgen voor darmperistaltiek.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

vertering
De volgende stoffen moeten afgebroken worden, zodat deze opgenomen kunnen worden in de dunne darm:
-1- koolhydraten
-2- eiwitten
-3- vetten

Slide 20 - Diapositive

De volgende stoffen kunnen zonder bewerking direct opgenomen worden:
-1- water
-2- vitaminen
-3- mineralen

Slide 21 - Diapositive

Typen vertering
-1- mechanische vertering
Hierbij wordt dmv spieren het voedsel kleiner gemaakt en gekneed --> oppervlaktevergroting voor enzymwerking

-2- chemische vertering
Hierbij wordt het voedsel bewerkt dmv enzymen 

Slide 22 - Diapositive

Spijsverteringsorganen
Het maag-darmstelsel bij de mens.
1. slokdarm, 2. maag, 3. dunne darm, 4. appendix, 5. blindedarm, 6.karteldarm, 7. endeldarm, 8. anus

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

chemische vertering
Vertering mbv enzymen (Binas 82E, F, G)
alleen eiwitten, polysachariden, disachariden, vetten moeten verteerd worden
Eiwitten: in afzonderlijke aminozuren
Poly- en disachariden: in monosachariden
Vetten: in glycerol en vrije vetzuurmoleculen of in monoglyceride en vrije vetzuurmoleculen

Slide 25 - Diapositive

Mond
Binas 82C, E en F
speekselklieren produceren speeksel met amylase: deel van het zetmeel wordt maltose (disacharide)
werkzame pH: 6 - 7,5

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Maag
voedsel in maag: gastrine zorgt voor productie maagsap
hierin zit onder andere pepsinogeen
Dit pro-enzym wordt omgezet in pepsine
pepsine stimuleert deze omzetting
Dus: positieve terugkoppeling
Werking optimaal bij pH 2,5

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

12-vingerige darm
Krijgt gal uit galblaas, geproduceerd door lever
Gal is geen enzym
Krijgt enzymen uit alvleesklier
Die verteren lange polypeptiden, vetten, disachariden, DNA en RNA

Slide 31 - Diapositive

Dunne darm
Hierin vindt laatste afbraak plaats tot opneembare onderdelen: monosachariden, glycerol, vetzuren, monoglyceriden, aminozuren

Slide 32 - Diapositive

Dikke darm
Hier vindt laatste opname van voedingstoffen plaats en wordt o.a. vitamine K aangemaakt

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

resorptie

Opname van water, voedingsstoffen en verteringsproducten

Is mogelijk door een groot oppervlak van de dunne darm

grote oppervlak door darmplooien, darmvlokken en microvilli

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

mogelijkheden transport
  • Actief: tegen concentratieverval door transporteiwitten
  • in cellen dan veel mitochondriën
  • Passief: met concentratieverval mee, via eiwitten of membraan
  • watertransport: osmose, via aquaporines

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

opname in haarvaten en lymfevaten

haarvaten verenigen tot één ader

die heet niet dunne darmader, maar poortader

loopt van dunnedarm naar lever

dunne darm ader, dus zuurstof verbruikt door dunne darm

wel vol met voedingsstoffen als monosachariden

die worden opgeslagen in lever als glycogeen

Slide 40 - Diapositive

verwerking vetten

monoglyceriden, vetzuren en glycerol worden opgenomen

via ER en Golgi naar buiten de cel

via intercellulaire ruimten naar lymfevat

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Lien

Slide 43 - Vidéo

Slide 44 - Lien