Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Planning
Lezen
Uitleg
Gezamenlijke opdracht
Einde P5
Slide 1 - Diapositive
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 2 - Quiz
Vertel in eigen woorden wat de persoonsvorm is.
Slide 3 - Carte mentale
Persoonsvorm: hoe vind je die?
Vraagzin
Zet de zin om naar een vraagzin. Het werkwoord dat vooraan staat is de persoonsvorm. LET OP: Voeg geen woorden toe en deze manier werkt alleen bij zinnen waar er maar 1 persoonsvorm in de zin staat.
Aantallen veranderen
Verander de zin van enkelvoud naar meervoud of van meervoud naar enkelvoud. De werkwoorden die mee veranderen zijn de persoonsvormen.
Tijd veranderen
Verander de zin van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom. De werkwoorden die mee veranderen zijn de persoonsvormen.
Slide 4 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in 'De kinderen hebben lekker gezwommen'?
A
lekker
B
kinderen
C
hebben
D
gezwommen
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin 'Wij lopen elke dag naar school'?
A
naar
B
wij
C
lopen
D
elke
Slide 6 - Quiz
Onderwerp
Het onderwerp is degene of datgene die de persoonsvorm uitvoert.
Dus wie doet het? Je kunt het onderwerp vinden door jezelf de vraag te stellen:
Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm? bijvoorbeeld: Wie of wat lopen? Wij lopen elke dag naar school
Slide 7 - Diapositive
Wat is het onderwerp in de zin: 'De zon schijnt fel vandaag.'?
A
vandaag
B
fel
C
De zon
D
schijnt
Slide 8 - Quiz
Welk woord is het onderwerp in deze zin: 'Mijn moeder bakt een heerlijke taart.'?
A
Mijn moeder
B
taart
C
heerlijke
D
bakt
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin: 'De hond rent in het park.'?
A
park
B
de hond
C
rennen
D
de
Slide 10 - Quiz
Opdracht
Groepsopdracht persoonsvorm.
Slide 11 - Diapositive
Einde P5
Dit was de laatste les van deze periode.
Voor een studiepunt: Maak je ALLE opdrachten van Formuleren H1, inclusief de extra opdrachten en de instaptest en de oefentoets.