Bijwoordelijke bepaling en her meewerkend voorwerp

Planning
Welkom ( 3 minuten)
Lezen (10 minuten)
Terugblik vorige les & Huiswerkcontrole (18 minuten)
Wat leren we vandaag? C 5 Grammatica § 8 Bijwoordelijke bepaling (22 minuten)
Aan de slag! ( 25 minuten)
Evaluatie les (2 minuten)
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Planning
Welkom ( 3 minuten)
Lezen (10 minuten)
Terugblik vorige les & Huiswerkcontrole (18 minuten)
Wat leren we vandaag? C 5 Grammatica § 8 Bijwoordelijke bepaling (22 minuten)
Aan de slag! ( 25 minuten)
Evaluatie les (2 minuten)

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les!

Slide 3 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.  
Niet in elke zin staat een meewerkend voorwerp.





Slide 4 - Diapositive

LET DUS OP!
Als er 'aan' of 'voor' bij het meewerkend voorwerp staat, dan hoort dat altijd bij het meewerkend voorwerp!

Slide 5 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Hoe haal je het meewerkend voorwerp uit de zin?

Slide 6 - Diapositive

Een meewerkend voorwerp...
A
… begint altijd met een voorzetsel.
B
… begint nooit met een voorzetsel.
C
… kan met een voorzetsel beginnen, maar dat hoeft niet.
D
… geen idee wat dat is.

Slide 7 - Quiz

Het meewerkend voorwerp is altijd een 'wie'.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 9 - Quiz

Het meewerkend voorwerp...
A
aan wie of voor wie
B
wie + gezegde + onderwerp
C
wat + gezegde + onderwerp
D
is altijd een voorwerp

Slide 10 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?

'Wil hij een ijsje van mij hebben?'
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

meewerkend voorwerp
Haar moeder
een lange preek.
gaf
haar

Slide 12 - Question de remorquage

meewerkend voorwerp
Klas M2F
chocola.
geeft
mevrouw Strbac

Slide 13 - Question de remorquage

meewerkend voorwerp
Het meisje
al
had
de uitnodigingen voor het feest
aan de hele klas
gegeven.

Slide 14 - Question de remorquage

meewerkend voorwerp
Het meisje
elke dag
brengt
haar paard
hooi.

Slide 15 - Question de remorquage

Kijk je huiswerk na!
Pak een andere kleur pen!

=> Opdracht 4 blz. 209 van C 5 Grammatica § 6 Meewerkend voorwerp

Slide 16 - Diapositive

Wat leren we vandaag?
Doel: 
  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling in de zin vinden. 

Slide 17 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 18 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
(Maar ook; waarom? / Waarvandaan? )
(Woorden zoals; misschien, niet, natuurlijk)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren

Slide 21 - Quiz

bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Timo
uitgeleend.

Slide 22 - Question de remorquage

In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan, maar het kan ook zo zijn dat er geen bijwoordelijke bepaling in de zin staat.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
nooit
heb
gewonnen.
met de andere quizzen

Slide 24 - Question de remorquage

Milan : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Isayah : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Milan en Isayah hebben beide gelijk.
B
Milan en Isayah hebben beide ongelijk.
C
Milan heeft gelijk; Isayah niet.
D
Milan heeft gelijk; Isayah niet.

Slide 25 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
mijn huiswerk
heb
af.
bijna altijd

Slide 26 - Question de remorquage

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 27 - Quiz

Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 28 - Question de remorquage

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 29 - Question de remorquage


Heeft een zin altijd een bijwoordelijke bepaling?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Een bijwoordelijke bepaling..
A
zijn overgebleven zinsdelen
B
staan meestal niet in de zin
C
kun je vinden als je het gezegde hebt
D
valt niet onder zinsdelen

Slide 31 - Quiz

EXTRA: bijwoordelijke bepaling.
Je vindt bijwoordelijke bepalingen door vraagwoorden te gebruiken, zoals:
A
de, het, een
B
waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee
C
ik, jij, zij, hem
D
wie, wat

Slide 32 - Quiz

bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Ihsane
uitgeleend.

Slide 33 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 34 - Question de remorquage

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 35 - Question de remorquage

Aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1  blz. 212 
Waar? In je boek
Hoe? Individueel (zachtjes overleggen mag)
Tijd? 3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar? Ga verder met opdracht 4 blz. 213
timer
3:00

Slide 36 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Maak opdracht 4 op blz. 213
Waar? In je boek
Hoe? Individueel (zachtjes overleggen mag)
Tijd? 5 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar? Ga verder met opdracht 2 en 3 blz. 212/213
timer
5:00

Slide 37 - Diapositive

Aan de slag!

Wat? Maak  opd. 2 en 3 blz. 212/213
Hoe? Individueel
Tijd? 15 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
15:00

Slide 38 - Diapositive

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 39 - Diapositive