Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4
Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Test je kennis
Herhaling van de afgelopen weken.
Slide 1 - Diapositive
Wat is leefstijl?
A
Leefstijl is iemands persoonlijke manier van leven
B
Leefstijl is de plek waar je graag leeft
C
Leefstijl is je manier van denken
D
Leefstijl is wat jij graag eet
Slide 2 - Quiz
Wat is een gezonde leefstijl?
A
als je goed voor je bent voor je mentale gezondheid
B
regelmaat in eten
C
als je goed voor je lichaam en geest zorgt
D
niks aan je zelf doen
Slide 3 - Quiz
Welke preventieve adviezen krijgen mensen bij welvaartziekten niet?
A
Gezonde voeding
B
Bewegen
C
Stress vermijden
D
Vet eten
Slide 4 - Quiz
Gezond bewegen is elk week ten minste ......... matig intensief bewegen.
A
30 minuten
B
45 minuten
C
2 uur en 30 minuten
D
1 uur en 30 minuten
Slide 5 - Quiz
Welke producten staan niet in de Schijf van vijf
A
Koekje, snoep
B
Spinazie
C
Dadels, Noten
D
Pasta
Slide 6 - Quiz
Wat is een voorbeeld van gezonde voeding?
A
Kaas
B
Rijstwafel
C
Ontbijtkoek
D
Kwark
Slide 7 - Quiz
Wat is geen advies van het Voedingscentrum voor gezonde voeding?
A
eet gevarieerd
B
eet niet teveel en beweeg voldoende
C
eet veel groenten, fruit en volkoren brood
D
eet zo weinig mogelijk onverzadigd vet
Slide 8 - Quiz
Het Voedingscentrum raadt aan om vooral ...... te gebruiken.
A
plantaardige vet
B
onverzadigd vet
C
verzadigd vet
Slide 9 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze omschrijving;
De kennis die je nodig hebt om meer te weten over gezonde voeding.
A
voedingsgang
B
voedingsleer
C
voedingsschema
D
voedingswaarde
Slide 10 - Quiz
Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon. Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.
Slide 11 - Quiz
Wat is voedingsleer?
A
Kennis die je nodig hebt om meer te weten over gezonde beweging
B
Kennis die je nodig hebt om meer te weten over gezonde voeding
C
Kennis die je nodig hebt om de bereidingstechnieken goed uit te voeren
D
Kennis die je nodig hebt om de tafel volgens de regels te dekken
Slide 12 - Quiz
Lactose is?
A
Een suiker die alleen in melkproducten voorkomt
B
Een suiker die voorkomt in fruit
C
Een suiker die voorkomt in groente
D
Een suiker die voorkomt in tarwe
Slide 13 - Quiz
Welke extra voedingsstoffen hebben zwangere vrouwen nodig? (2 antwoorden zijn goed)
A
Foliumzuur
B
Vitamine D
C
Lightproducten
D
Mineralen
Slide 14 - Quiz
Een dieet is een ...
A
ongeschreven voedingswijzer
B
een stomme verplichting
C
voorgeschreven voedingswijzer
D
geschreven wijzer
Slide 15 - Quiz
Wat zijn de meest bekendste en voorkomende voedselallergieën zijn?
A
Selderij
B
Pinda's
C
Mosterd
D
Schaaldieren
Slide 16 - Quiz
Een kenmerk van anorexia kan zijn:
A
Eetbuien
B
Schuldgevoelens
C
Calorierijke producten eten
D
Het vaak koud hebben
Slide 17 - Quiz
Hoe heet deze snijtechniek?
A
en brunoise
B
en julienne
C
en chinoise
D
fruiten
Slide 18 - Quiz
Snijtechnieken: Wat houdt de snijtechniek Chinoise in?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes
Slide 19 - Quiz
Hoe heet deze snijtechniek?
A
en brunoise
B
en julienne
C
en chinoise
D
snipperen
Slide 20 - Quiz
Welk bindmiddel is helder?
A
Ei
B
Gelatine
C
Bloem
D
Rijs
Slide 21 - Quiz
Welk bindmiddel moet je gebruiken bij binden door middel van een roux
A
Aardappelmeel
B
Bloem
C
Griesmeel
D
Maizena
Slide 22 - Quiz
dit is een voorbeeld van een fijn bindmiddel
A
ei
B
griesmeel
C
havermout
D
rijst
Slide 23 - Quiz
dit is een voorbeeld van een grof bindmiddel
A
bloem
B
macaroni
C
ei
D
gelatine
Slide 24 - Quiz
Waardoor kan een voedselinfectie ontstaan?
A
Door het eten van voedsel dat besmet is met bijv. een ziekmakende bacteriën
B
Doordat je het voedsel eerst hebt gewassen voordat je het gebruikt.
C
Doordat je het voedsel op de verkeerde manier snijd?
D
Omdat je iets eet wat je niet lekker vind.
Slide 25 - Quiz
THT betekend?
Slide 26 - Question ouverte
TGT betekend
Slide 27 - Question ouverte
Welke van deze groepen zijn geen kwetsbare, die extra op voedsel hygiëne moeten letten
A
Zwangere vrouwen
B
Iedereen van 12 t/m 18 jaar
C
Kinderen tot 5 jaar
D
Ouderen en zieken
Slide 28 - Quiz
Verzadigde en onverzadigde vetten
A
Verzadigde vetten zijn goed en onverzadigde vetten zijn slecht
B
Verzadigde vetten zijn slecht en onverzadigde vetten zijn goed
C
Beide vetten zijn goed
D
Beide vetten zijn slecht
Slide 29 - Quiz
Zachte of vloeibare vetten zijn onverzadigde vetten en verstoppen de aderen: meerdere antwoorden zijn juist
A
dat is waar
B
dat is niet waar
C
vloeibare vetten zijn beter voor je lichaam
D
vloeibare vetten zijn niet goed voor je lichaam
Slide 30 - Quiz
Mensen met een te hoog cholesterol, hebben meer kans op
A
suikerziekte
B
leverziekten
C
hart-en vaatziekten
Slide 31 - Quiz
Wat is de functie van onverzadigde vetten?
A
Ze zorgen dat het cholesterolgehalte in het bloed daalt, waardoor de kans op hart- en vaatziekten vergroot wordt.
B
Ze zorgen dat het cholesterolgehalte in het bloed daalt, waardoor de kans op hart- en vaatziekten verkleind wordt.
C
Ze zorgen dat het cholesterolgehalte in het bloed stijgt, waardoor de kans op hart- en vaatziekten verkleind wordt.
D
Ze zorgen dat het cholesterolgehalte in het bloed stijgt, waardoor de kans op hart- en vaatziekten vergroot wordt.
Slide 32 - Quiz
Cholesterolgehalte is...
A
Hoeveelheid vet in je bloed.
B
Hoeveelheid cholesterol dat je NIET mag eten.
C
Hoeveelheid cholesterol dat je mag eten.
D
Hoeveelheid water in je bloed.
Slide 33 - Quiz
Hoeveel is 1 liter
A
1 dl
B
10 dl
C
100 dl
D
1000dl
Slide 34 - Quiz
Welke omschrijving hoort bij de snijvorm én julienne’?
A
In blokjes snijden
B
In dunne plakjes snijden
C
In dunne reepjes snijden
D
In ruiten snijden
Slide 35 - Quiz
Wie maakt zijn handen op een professionele manier schoon?
A
Piet droogt zijn handen aan een katoenen handdoek.
B
Marieke wrijft haar handen 10 seconden lang in met zeep.
C
Janneke verwijdert eerst haar nagellak voordat ze haar handen wast.
D
Karel verwijdert het vuil onder zijn nagels met een afwasborstel.
Slide 36 - Quiz
Welke bereidingstechniek hoort bij een gerecht bruin en gaar maken in margarine zonder deksel op de pan
A
bakken
B
braden
C
koken
D
stomen
Slide 37 - Quiz
Welke bereidingstechniek wordt hier omschreven? ‘Je smelt in een open pan boter en laat de boter lichtbruin worden. Je schroeit het vlees aan beide kanten dicht. Daarna zet je de temperatuur laag en keer je het vlees regelmatig om.’
A
Bakken
B
Roerbakken
C
Gratineren
D
Stomen
Slide 38 - Quiz
Welke ingrediënten heb je nodig voor een roux?
A
Vet, water, bloem
B
Olie, bouillon, meel
C
Suiker, boter, meel
D
Vocht, boter, bloem
Slide 39 - Quiz
Bitterballen maak je in de friteuse gaar. Welk gerecht kun je ook frituren?