klas 2hv hoofdstuk 5 les 2

Paragraaf 5.2
Gemiddelde snelheid
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 5.2
Gemiddelde snelheid

Slide 1 - Diapositive

Gemiddelde snelheid
Om de gemiddelde snelheid van een beweging uit te rekenen, gebruik je:
 
gemiddelde snelheid = afstand
                                                      tijd

Hiervoor gebruiken we de afkortingen:
vgem = gemiddelde snelheid
s = afstand 
t = tijd
 



vgem=ts

Slide 2 - Diapositive

Gemiddelde snelheid
Kies eerst welke eenheden je wilt gebruiken

manier 1: v in m/s; s in m; t in s
manier 2: v in km/h; s in km; t in h

Schrijf altijd een volledige berekening op
vgem=ts

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld

Opgave: een wandelaar loopt in precies 45 minuten een afstand van 4 km. Hoe groot is zijn gemiddelde snelheid?

Slide 4 - Diapositive


Manier 1

s = 4 km
t = 45 min = 0,75 h

v = s : t = 4 : 0,75 = 5,3 km/h

Manier 2

s = 4 km =  4000 m
t = 45 min = 2700 s

v = s : t = 4000 : 2700 = 1, 5 m/s

Slide 5 - Diapositive

Onthouden

Slide 6 - Diapositive

Een fietser doet 22 minuten over een afstand van 5 km. Hoe groot is zijn gemiddelde snelheid? Vul je hele berekening in.

Slide 7 - Question ouverte

Hoe groot is de gemiddelde snelheid
van de bal uit figuur 4 in je boek?
Vul je hele berekening in.

Slide 8 - Question ouverte

Andersom
Je kunt de formule ook gebruiken om de afstand of de tijd uit te rekenen, je gebruikt hem dan in een andere volgorde. Leer deze volgordes alle drie goed uit je hoofd.

vgem=ts
t=vgems
s=vgemt

Slide 9 - Diapositive

Hoe lang doet een automobilist er over om met een gemiddelde snelheid van 80 km/h een afstand van 175 km te rijden? Vul je hele berekening in.

Slide 10 - Question ouverte

Een atleet loopt een rondje van 80 minuten met een gemiddelde snelheid van 14 km/h. Hoe groot is de afstand die hij gelopen heeft? Vul je hele berekening in.

Slide 11 - Question ouverte

Huiswerk
Maken paragraaf 5.2 opgave 1 t/m 12

Slide 12 - Diapositive