taal gr 5 zelfst nw~lidw~pv

Spelling groep 5/6
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling groep 5/6

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.




Elza bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De juf doet voor:
Fem speelt gezellig in het park.
Speelt  Fem gezellig in het park?

Pieter liep een rondje met de hond.
Liep Pieter een rondje met de hond?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?

De jongen loopt naar de bus.
A
De jongen
B
naar
C
loopt
D
de bus

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?

Steijn kamt zijn haren.
A
Steijn
B
kamt
C
zijn
D
haren

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?

De meisjes zijn buiten aan het spelen.
A
De meisjes
B
zijn
C
buiten
D
aan het spelen.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Gisteren speelden de jongens op het gras.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Fabian schreef alles in zijn schrift.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
De school is dicht.

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Fleur vierde haar verjaardag.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Vajèn doet stroop op haar pannenkoek.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

DE PERSOONSVORM (PV)

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

persoonsvorm
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen.




Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zelfstandig naamwoord
- Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over het werkwoord, lidwoord en zelfstandig naamwoord?

Slide 19 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoorten
werkwoord: vertelt wat iemand doet of overkomt
te herkennen aan: je kunt er verschillende vormen van maken, dit heet ......

Slide 20 - Diapositive

Explain the definition of a verb to the students.
Woordsoorten
zelfstandig naamwoord: dier, mens, plant, ding en gevoel
herken je aan: lidwoord 

lidwoord: de, het of een
herken je aan:  zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Diapositive

Explain the definition of a verb to the students.
Let op!
Ali, Sony, Spanje = eigennaam = zelfstandig naamwoord

De en het = bepaald lidwoord
een = onbepaald lidwoord




Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat het werkwoord?
Het werkwoord staat vaak in de zin na het onderwerp.

Slide 23 - Diapositive

Explain where the verb is usually located in a sentence.
Oefening 1
Zoek het werkwoord in de zin: 'Ik speel graag voetbal.'

Slide 24 - Diapositive

Give an example sentence and have students identify the verb in the sentence.
Oefening 2
Schrijf vijf zinnen op en markeer het werkwoord.

Slide 25 - Diapositive

Have students create their own sentences and identify the verb in each sentence.
Werkwoorden in context
Werkwoorden geven betekenis aan een zin en helpen de lezer te begrijpen wat er gebeurt.

Slide 26 - Diapositive

Explain the importance of verbs in creating meaning in a sentence.
Samenvatting
Een werkwoord is een woord dat aangeeft welke handeling er wordt verricht en staat vaak na het onderwerp in een zin.

Slide 27 - Diapositive

Summarize the key points of the lesson.
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en  gevoel
Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.


Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud van zelfstandige naamwoorden


Wat is ook alweer een zelfstandig naamwoord?

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig naamwoord

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 32 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 33 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.