Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Les: Wanneer
Slide 1 - Diapositive
Wanneer
Wanneer is 1 van de 5 W's.
Slide 2 - Diapositive
Hoe zat het ook alweer met de 5W's?
Wat betekenen de wie, wat, waar, wanneer, waarom ookalweer?
Slide 3 - Diapositive
opdracht
Rol
Probleem
Locatie
Tijd
Motief/reden
Waar
Wie
Wat
Waarom
Wanneer
Slide 4 - Question de remorquage
Dus:
Wie: Wie zijn de personages? Hoe kennen ze elkaar? Waar: Waar speelt de scene zich af? Wat is de locatie? Wat: Wat is er aan de hand? Wat is het probleem?
Wanneer: Wanneer speelt de scene zich af? In welke tijd?
Waarom: Waarom is het probleem zo erg? Wat zijn de redenen of motieven?
Slide 5 - Diapositive
Tot nu toe gedaan:
Wie
Waar
Wat
Slide 6 - Diapositive
Wanneer
Wanneer is de tijd waarin een scene zich afspeelt.
Slide 7 - Diapositive
Wanneer spelen deze scenes zich af?
Je ziet zo steeds een afbeelding, daarna beantwoord je de vraag over wanneer die scene zich afspeelt.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Wanneer speelt deze scene zich af? In de....
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Wanneer speelt deze scene zich af? In de....
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Wanneer speelt deze scene zich af? In de....
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Wanneer speelt deze scene zich af? In de....
Slide 16 - Question ouverte
Wanneer
De wanneer kan dus betekenen op welke moment van de dag de scene zich afspeelt.
Maar het kan ook iets anders betekenen. Kijk zo naar de twee foto's en bedenk wat het verschil is in de 'wanneer' van de twee foto's.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Wat is het verschil in 'wanneer'?
Slide 19 - Question ouverte
Wanneer spelen deze scenes zich af?
Je ziet zo steeds een afbeelding, daarna beantwoord je de vraag over wanneer die scene zich afspeelt.