Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Woordsoorten paragraaf 8
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Na deze lessenserie kun je:
- zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen in een zin
Slide 2 - Diapositive
Even herhalen
- czn
- azn
- zn-e
- blw
- olw
- bn
Slide 3 - Diapositive
Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?
In zijn VRIJE tijd schijnt SIMON graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
blw - azn
B
bn - zn-e
C
bn - azn
D
olw - blw
Slide 4 - Quiz
Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?
Heeft Jelina zich nog aangemeld voor DE auditie van die MUSICAL?
A
blw - azn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
blw - czn
Slide 5 - Quiz
Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?
DE GEVAARLIJKE overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
blw - azn
B
bn - czn
C
blw - bn
D
olw - blw
Slide 6 - Quiz
Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?
Zouden de jongens EEN DURE busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
olw - bn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
olw - blw
Slide 7 - Quiz
Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord
Slide 8 - Diapositive
Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?
In zijn vrije tijd schijnt Simon graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
schijnt
B
bouwen
Slide 9 - Quiz
Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?
Heeft Jelina zich nog aangemeld voor de auditie van die musical?
A
heeft
B
aangemeld
Slide 10 - Quiz
Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?
De gevaarlijke overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
zullen
B
kunnen
C
blijven
D
verstoppen
Slide 11 - Quiz
Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?
Zouden de jongens een dure busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
zouden
B
kunnen
C
betalen
Slide 12 - Quiz
Zelfstandig en hulpwerkwoord
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp doet.
Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn hulpwerkwoord (hww).
Slide 13 - Diapositive
Voorbeelden
- Op zondag schaakt (zww) oom Jan met zijn neefje.
– Op zondag wil (hww) oom Jan schaken (zww) met zijn neefje.
– Op zondag zou (hww) oom Jan willen (hww) gaan (hww) schaken (zww) met zijn neefje.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Opdracht
Maak de opdrachten van woordsoorten cursus 5, paragraaf 6 en 8 op Nieuw Nederlands online
Paragraaf 6: maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5b, 6b en 5c