2H - Unité 3 bijvoeglijk nw/mettre

Bonne Année 2024
ON RÉVISE Unité 3
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bonne Année 2024
ON RÉVISE Unité 3

Slide 1 - Diapositive

Mettre
Onregelmatig werkwoord
diverse betekenissen : zetten, leggen, dragen, (aan)doen

Le présent :  tegenwoordige tijd.
Stam  = met- /  mett-
Passé composé : voltooid tegenwoordige tijd.
vorm van avoir  mis

Slide 2 - Diapositive

mettre = (kleding)dragen
mettre = zetten
mettre = leggen/ doen
mettre = opruimen
mettre = (licht)aandoen/zetten

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord Mettre.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
mis
mis
mis
mis
mis
mis
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 5 - Question de remorquage

Nu jullie: Sleep de juiste vorm van mettre in de présent naar de juiste persoonsvorm.
Mettre: présent

Je

Tu
Il
Nous
Vous
Ils
mets
mettons
mettent
met
mets
mettez

Slide 6 - Question de remorquage

Het werkwoord 'Mettre' heeft verschillende betekenissen.
Kies de juiste betekenissen
A
Leggen, zetten, doen, liggen
B
Leggen, zetten, aantrekken, doen
C
Aandoen, liggen, zetten, aantrekken
D
Aandoen, leggen, zetten, trekken

Slide 7 - Quiz

mettre

Slide 8 - Diapositive

Vul de juiste vorm van 'Mettre' in.
Je......mon manteau noir
A
Mettez
B
Mets
C
Met
D
Mettent

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'Mettre' in.
Nous......nos livres sur la table
A
Mettent
B
Mettez
C
Mettons
D
Mets

Slide 10 - Quiz

         Le verbe 'METTRE'     (leggen,  zetten)
Je mets               Ik leg, zet   
 Tu mets               Jij legt, zet  
     Il met                 Hij legt, zet  
Elle met                 Zij legt, zet  
     On met                 Wij leggen,                                             zetten; 
                                Men legt, zet

Nous mettons           Wij leggen,                                                  zetten 
Vous mettez          Jullie leggen,                             zetten/U legt, zet  
Ils mettent                    Zij leggen,                                                 zetten
Elles mettent               Zij leggen,                                                    zetten    

Slide 11 - Diapositive


Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quiz

Une petite voiture 
Une: een lidwoord         
                                       Voiture: een zelfstandig naamwoord         
Petite: ????                      

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

  Het bijvoeglijk naamwoord
Een BN zegt iets over een zelfstandig naamwoord (personen, dieren, dingen).
Vorm: 



Plaats: NL: BN vòòr zelfstandig naamwoord
         FR: BN meestal achter zelfstandig naamwoord
MNL
VRL
ENV
    -
    e
MV
    s
   es

Slide 16 - Diapositive

  Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
e (VRL)
Als het BN eindigt op e, geen extra e
bv: une chose rouge
s, x (MNL) en MV
Als het BN eindigt op s of x, geen extra s 
bv: un livre français/ deux livres français
      un vieux sac/ des vieux sacs 
Volgende keer, Bijzondere vormen

Slide 17 - Diapositive

De vorm van het bijvoeglijk nw

Un jean vert                           Une olive verte

Deux jeans verts                 Deux olives vertes

                 


Slide 18 - Diapositive

Donc....
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites

Slide 19 - Diapositive

En nog een keer ......
mannelijk enkelvoud = -
mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e
vrouwelijk meervoud = +es

Slide 20 - Diapositive

Maar..... let op !
  •  Als het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e, bij vrouwelijk  geen extra -e
Un pantalon rouge          -->           Une robe rouge

  • Als het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s, bij mannelijk meervoud  geen extra -s
Un garçon français         -->           Deux garçons français

  • Als het mannelijk enkelvoud eindigt op -eau, bij mannelijk meervoud -eaux
Un nouveau voisin          -->           Des nouveaux voisins

  • Als het mannelijk enkelvoud eindigt op -al, dan eindigt het mannelijk meervoud op -aux
un musée national         -->           Des musées nationaux

Slide 21 - Diapositive

Bijzondere vrouwelijke vormen
mannelijk
vrouwelijk
-x (heureux)
-se (heureuse)
-f (sportif)
-ve (sportive)
oud
vieux
vieille
nieuw
nouveau
nouvelle
mooi
beau
belle
goed, lekker
bon
bonne
wit
blanc
blanche
gek
fou
folle
lang
long
longue
dik, groot
gros
grosse

Slide 22 - Diapositive

Bij vrouweljik enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra...
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 23 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 24 - Question de remorquage

Mannelijk meervoud krijgt ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 25 - Quiz

sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vak
mannelijk
vrouwelijk
blanc
blanche
bon
bonne
vieux
vieille
beau
belle

Slide 26 - Question de remorquage

Sleep de bijvoeglijk naamwoorden naar de goede plek
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
Mannelijk meervoud
beau
nouvelle
nouveau
vieilles
bon
bonnes
beaux
belles
bons
bonne

Slide 27 - Question de remorquage

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vakje. 
vieille
belles
bonne
nouveaux
bons
beaux
vieux
nouveau
bon
beau
blanches
longues
belle

Slide 28 - Question de remorquage

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ jupe.
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste vorm:
La série est ___.
A
intéressant
B
intéressante
C
intéressants
D
intéressantes

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats (m) ___ .
A
noirs
B
noir
C
noire
D
noires

Slide 32 - Quiz

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____
A
rouge
B
rougee
C
rouges
D
roug

Slide 33 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het Frans
 achter het zelfstandig naamwoord.

Slide 34 - Diapositive

Maar deze bijvoeglijk nw staan
vóór het zelfst. nw

Slide 35 - Diapositive

Maar deze bijvoeglijk nw staan vóór het zelfst. nw
Frans
Nederlands
beau
mooi
bon
goed, lekker
joli
leuk, mooi
grand
groot
long
lang
petit
klein
jeune
jong
vieux
oud
nouveau
nieuw
gros
groot, dik
mauvais
slecht
haut
hoog

Slide 36 - Diapositive

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
italien
mauvais
noir
joli
beau
sportif

Slide 37 - Question de remorquage

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
heureux
cher
petit
grand
facile
long

Slide 38 - Question de remorquage

komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
blanc
adorable
belle
nouveau
active
grands
bonnes

Slide 39 - Question de remorquage

Kies de juiste volgorde:
Léa est une ___.
A
jolie fille
B
fille jolie

Slide 40 - Quiz

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.
A
garçon beau
B
beau garçon

Slide 41 - Quiz

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.
A
fille française
B
française fille

Slide 42 - Quiz

Kies de juiste volgorde:
Elle porte un ___
A
pantalon noir
B
noir pantalon

Slide 43 - Quiz