Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Gedrag
Slide 1 - Diapositive
Wat ga je leren
Hoe je een organisme kan bestuderen
Wat is een handeling
Hoe maak je een ethogram?
LET OP: we zitten vanaf nu in werkboek B!
Slide 2 - Diapositive
Gedrag bestuderen
Om iets te weten te komen
nauwkeurig waarnemen.
Kleine stukjes gedrag > handeling
Slide 3 - Diapositive
Bij het begroeten van zijn baas kun je de volgende handeling zien:
De hond spits zijn oren in de richting van het geluid
Hij kwispelt met zijn staart
Hij rent naar zijn baasje toe
Hij springt tegen zijn baasje op.
Slide 4 - Diapositive
Handelingen in gedrag
Reeks handelingen in een volgorde. objectief beschrijven. Objectief beschrijven > feiten (geen meningen)
Lijst met beschrijving heet ethogram
Slide 5 - Diapositive
Gedragsonderzoekers bestuderen gedrag vaak met behulp van een ethogram.
Slide 6 - Diapositive
Gedragsonderzoekers bestuderen gedrag vaak met behulp van een ethogram.
Gedragselement = handeling
Slide 7 - Diapositive
Ethogram
Protocol
Slide 8 - Diapositive
Wat is gedrag?
- Gedrag is alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
- Inwendige prikkels
- uiwendige prikkels
Slide 9 - Diapositive
Soorten gedrag
Gewenning - bijna tot geen reactie meer op prikkels
Inprenting - baby /herkenning
Trial and error - vallen en opstaan
Conditionering- beloning of straf
Imiteren- gedrag nadoen (groepsdruk)
Slide 10 - Diapositive
welke betekenis past het beste bij gedrag?
A
De buurman uitschelden, omdat hij lawaai maakt.
B
Je ziet een blikje drinken. Je maakt het blikje open.
C
alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
D
alle dingen die bewegen en leven.
Slide 11 - Quiz
Waar komt de oorzaak voor de verandering in gedrag vandaan?
A
Door prikkels van buitenaf
B
Door prikkels van binnenaf
C
Door prikkels van binnen of buitenaf
Slide 12 - Quiz
Wat is een ethogram?
A
Een grafiek met gedrag van dieren
B
Een tabel met handelingen
C
Een schema van goed of slecht gedrag
Slide 13 - Quiz
Om het gedrag van een dier sneller op te schrijven geven we ze een..
A
Nummertje
B
Afkorting
Slide 14 - Quiz
Een hond heeft honger, hij krijgt zijn voerbak gevuld met brokken. Wat is de voerbak voor de hond?
A
Een makkelijk hapje
B
Een waarneming
C
Een prikkel
D
Een reactie om te gaan eten
Slide 15 - Quiz
Einde 4.1
Slide 16 - Diapositive
Wat is leren?
Slide 17 - Carte mentale
Waar gaan we het in hoofdstuk 4 over hebben?
4.1 - Prikkels en gedrag
4.2 - Leren
4.3 - Lichaamstaal
4.4 - Samen leven
4.5 - De dierenopvang
Slide 18 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
Hoe leren dieren en mensen?
Hoe train je dieren?
Moet je alles leren?
Kunnen jonge dieren beter leren?
Slide 19 - Diapositive
Hoe leren dieren en mensen?
Jonge dieren en kinderen spelen heel erg veel. Ze leren door het gedrag van hun ouders na te bootsen, dit noemen we imiteren.
Op de afbeelding hiernaast kan je zien dat alle jonge welpjes hun moeder na doen, hierdoor leren ze water te drinken uit een poel.
Slide 20 - Diapositive
Hoe leren dieren en mensen?
Jonge welpjes leren door te imiteren om te jagen.
De eerste paar keren dat hij op jacht gaat stapt hij misschien op een takje waardoor zijn prooi vlucht.
Elke keer dat hij probeert komt hij een stukje dichter bij zijn prooi totdat hij hem uiteindelijk grijpt.
Door het herhalen gaat het jagen steeds beter, dit noemen we leren door te oefenen.
Slide 21 - Diapositive
Jij hebt ook veel geoefend!
Mensen leren ook door te imiteren en te oefenen, zo leerde jij vroeger schrijven op de basisschool.
Fietsen doe je nu zonder erbij na te denken.
Echter moest je vroeger veel oefenen om het stuur goed vast te houden, te blijven staan of om optijd te remmen.
Mensen kunnen ook iets leren zonder dat ze het gezien of gehoord hebben, dit noemen we inzicht.
Slide 22 - Diapositive
Hoe train je dieren?
Als een wolf in de natuur honger heeft gaat hij opzoek naar voedsel, als hij een prooi ziet probeert hij die te vangen. Honger is een inwendige prikkel en de prooi een uitwendige prikkel.
Deze twee prikkels gebruik je ook als je een hond wilt trainen. Je gaat de hond trainen als hij zin heeft in eten. Als hij een commando goed opvolgt krijgt hij een brokje, dit brokje is voor de hond een beloning.
De hond krijgt geen brokjes als hij niet gehoorzaamd, dit noem je straf.
In het opvoeden van dieren maak je veel gebruik van belonen en straffen, vaak werkt belonen beter dan het straffen van een dier.
Slide 23 - Diapositive
Moet je alles leren?
Gedrag dat je vanaf de geboorte al hebt noem je aangeboren gedrag.
Pasgeboren dieren zoals biggen hebben het aangeboren gedrag om hun bekje open te doen bij het zien, ruiken of voelen van een tepel. De tepel is de sleutelprikkel.
Wanneer na een prikkel gelijk dezelfde reactie volgt noemen wij dit een reflex.
Het zuigen van de jonge biggetjes noemen we daarom een zuigreflex.
Slide 24 - Diapositive
Moet je alles leren?
De zuigreflex verdwijnt wanneer een biggetje opgroeit.
Sommige reflexen heb je voor het leven, bijvoorbeeld wanneer je jouw hand in het vuur steekt en je deze meteen wegrukt.
Dieren hebben ook beschermende reflexen. Als je naar een hond een snelle beweging maakt, dan maakt hij zich klein door in elkaar te duiken en zijn staart tussen zijn poten te hangen.
Slide 25 - Diapositive
De omkeerreflex bij katten
Slide 26 - Diapositive
Kunnen jonge dieren beter leren?
Als een jonge gans uit het ei komt, volgt hij gelijk de moedergans.
Het kuiken kan dit alleen in de allereerste dagen van zijn leven leren, dan is hij hier gevoelig voor.
Het leren in een korte gevoelige periode heet inprenting.