MMA1 - hoofdstuk 4.1 gedrag

Gedrag
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Gedrag

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je leren
  • Hoe je een organisme kan bestuderen
  • Wat is een handeling
  • Hoe maak je een ethogram?

LET OP: we zitten vanaf nu in werkboek B!

Slide 2 - Diapositive

Gedrag bestuderen
  • Om iets te weten te komen 
  • nauwkeurig waarnemen. 
  • Kleine stukjes gedrag > handeling

Slide 3 - Diapositive

Bij het begroeten van zijn baas kun je de volgende handeling zien:  
  1. De hond spits zijn oren in de richting van het geluid
  2. Hij kwispelt met zijn staart
  3. Hij rent naar zijn baasje toe
  4. Hij springt tegen zijn baasje op. 

Slide 4 - Diapositive

Handelingen in gedrag
  • Reeks handelingen in een volgorde. objectief beschrijven. Objectief beschrijven > feiten (geen meningen)
  • Lijst met beschrijving heet ethogram

Slide 5 - Diapositive

Gedragsonderzoekers bestuderen gedrag vaak met behulp van een ethogram.

Slide 6 - Diapositive

Gedragsonderzoekers bestuderen gedrag vaak met behulp van een ethogram.
Gedragselement = handeling

Slide 7 - Diapositive

Ethogram
Protocol

Slide 8 - Diapositive


Wat is gedrag?

- Gedrag is alle waarneembare handelingen van een mens of dier.

- Inwendige prikkels
- uiwendige prikkels 

Slide 9 - Diapositive

Soorten gedrag
Gewenning
- bijna tot geen reactie meer op prikkels
Inprenting - baby /herkenning
Trial and error - vallen en opstaan
Conditionering- beloning of straf
Imiteren- gedrag nadoen (groepsdruk)

Slide 10 - Diapositive

welke betekenis past het beste bij gedrag?
A
De buurman uitschelden, omdat hij lawaai maakt.
B
Je ziet een blikje drinken. Je maakt het blikje open.
C
alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
D
alle dingen die bewegen en leven.

Slide 11 - Quiz

Waar komt de oorzaak voor de verandering in gedrag vandaan?
A
Door prikkels van buitenaf
B
Door prikkels van binnenaf
C
Door prikkels van binnen of buitenaf

Slide 12 - Quiz

Wat is een ethogram?
A
Een grafiek met gedrag van dieren
B
Een tabel met handelingen
C
Een schema van goed of slecht gedrag

Slide 13 - Quiz

Om het gedrag van een dier sneller op te schrijven geven we ze een..
A
Nummertje
B
Afkorting

Slide 14 - Quiz

Een hond heeft honger, hij krijgt zijn voerbak gevuld met brokken. Wat is de voerbak voor de hond?
A
Een makkelijk hapje
B
Een waarneming
C
Een prikkel
D
Een reactie om te gaan eten

Slide 15 - Quiz

Einde 4.1

Slide 16 - Diapositive

Wat is leren?

Slide 17 - Carte mentale

Waar gaan we het in hoofdstuk 4 over hebben?
  • 4.1 - Prikkels en gedrag
  • 4.2 - Leren
  • 4.3 - Lichaamstaal
  • 4.4 - Samen leven
  • 4.5 - De dierenopvang

Slide 18 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  • Hoe leren dieren en mensen?
  • Hoe train je dieren?
  • Moet je alles leren?
  • Kunnen jonge dieren beter leren?

Slide 19 - Diapositive

Hoe leren dieren en mensen?
  • Jonge dieren en kinderen spelen heel erg veel. Ze leren door het gedrag van hun ouders na te bootsen, dit noemen we imiteren.
  • Op de afbeelding hiernaast kan je zien dat alle jonge welpjes hun moeder na doen, hierdoor leren ze water te drinken uit een poel.

Slide 20 - Diapositive

Hoe leren dieren en mensen?
  • Jonge welpjes leren door te imiteren om te jagen. 
  • De eerste paar keren dat hij op jacht gaat stapt hij misschien op een takje waardoor zijn prooi vlucht.
  • Elke keer dat hij probeert komt hij een stukje dichter bij zijn prooi totdat hij hem uiteindelijk grijpt.
  • Door het herhalen gaat het jagen steeds beter, dit noemen we leren door te oefenen.

Slide 21 - Diapositive

Jij hebt ook veel geoefend! 
  • Mensen leren ook door te imiteren en te oefenen, zo leerde jij vroeger schrijven op de basisschool.
  • Fietsen doe je nu zonder erbij na te denken.
  • Echter moest je vroeger veel oefenen om het stuur goed vast te houden, te blijven staan of om optijd te remmen.
  • Mensen kunnen ook iets leren zonder dat ze het gezien of gehoord hebben, dit noemen we inzicht.

Slide 22 - Diapositive

Hoe train je dieren?
  • Als een wolf in de natuur honger heeft gaat hij opzoek naar voedsel, als hij een prooi ziet probeert hij die te vangen. Honger is een inwendige prikkel en de prooi een uitwendige prikkel.
  • Deze twee prikkels gebruik je ook als je een hond wilt trainen.  Je gaat de hond trainen als hij zin heeft in eten. Als hij een commando goed opvolgt krijgt hij een brokje, dit brokje is voor de hond een beloning.
  • De hond krijgt geen brokjes als hij niet gehoorzaamd, dit noem je straf.
  • In het opvoeden van dieren maak je veel gebruik van belonen en straffen, vaak werkt belonen beter dan het straffen van een dier. 

Slide 23 - Diapositive

Moet je alles leren?
  • Gedrag dat je vanaf de geboorte al hebt noem je aangeboren gedrag.
  • Pasgeboren dieren zoals biggen hebben het aangeboren gedrag om hun bekje open te doen bij het zien, ruiken of voelen van een tepel. De tepel is de sleutelprikkel.
  • Wanneer na een prikkel gelijk dezelfde reactie volgt noemen wij dit een reflex.
  • Het zuigen van de jonge biggetjes noemen we daarom een zuigreflex.

Slide 24 - Diapositive

Moet je alles leren?
  • De zuigreflex verdwijnt wanneer een biggetje opgroeit. 
  • Sommige reflexen heb je voor het leven, bijvoorbeeld wanneer je jouw hand in het vuur steekt en je deze meteen wegrukt. 
  • Dieren hebben ook beschermende reflexen. Als je naar een hond een snelle beweging maakt, dan maakt hij zich klein door in elkaar te duiken en zijn staart tussen zijn poten te hangen.

Slide 25 - Diapositive

De omkeerreflex bij katten

Slide 26 - Diapositive

Kunnen jonge dieren beter leren?
  • Als een jonge gans uit het ei komt, volgt hij gelijk de moedergans. 
  • Het kuiken kan dit alleen in de allereerste dagen van zijn leven leren, dan is hij hier gevoelig voor. 
  • Het leren in een korte gevoelige periode heet inprenting.

Slide 27 - Diapositive