Narratieve QUIZ

1. Hoe wordt een probleemgeoriënteerd verhaal ook wel genoemd?
A
Een dik verhaal
B
Een negatief verhaal
C
Een arm verhaal
D
Antwoord B en C
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
WOBeroepsopleidingStudiejaar 6

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1. Hoe wordt een probleemgeoriënteerd verhaal ook wel genoemd?
A
Een dik verhaal
B
Een negatief verhaal
C
Een arm verhaal
D
Antwoord B en C

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Diapositive

2. Welke therapeutische techniek zou dit kunnen zijn?
A
Een probleem externaliseren
B
Een probleem vasthouden
C
Een probleem identificeren
D
Een probleem integreren

Slide 3 - Quiz

3. Wat is, binnen de narratieve therapie, het effect van een plot?

A
Het geeft een oorzaak
B
Het geeft een gevolg
C
Het geeft een identiteit
D
Alle bovenstaande

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

4. Stel, een therapeut vraagt haar cliënt om dit te doen. Bij welke benadering past dit?
A
De appreciërende benadering
B
De postmoderne benadering
C
De dialogiserende benadering
D
De narratieve benadering van White & Epston

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

5. En bij welke benadering past dit?
A
De appreciërende benadering
B
De postmoderne benadering
C
De dialogiserende benadering
D
De narratieve benadering van White

Slide 9 - Quiz

6. Wanneer speelt, volgens E. Reijmers, de therapeut mee in speltherapie?
A
Als het kind hierom vraagt
B
Altijd, zolang je ordening kan invoegen
C
Als de therapeut moet ingrijpen
D
Alle bovenstaande

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

7. Wat doet taal in therapie?
Het is..
A
waarderend
B
bepalend
C
vaststaand
D
normerend

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

8. Wat voor een verhaal is dit?
A
Een dun verhaal
B
Een rijk verhaal
C
Een positief verhaal
D
Dit is geen verhaal

Slide 14 - Quiz

9. Wat is de bedoeling van het sociaal constructionisme?
A
enkel problemen behandelen die volledig te genezen zijn
B
de waarheid achterhalen
C
positieve of neutrale taal gebruiken zodat de patiënt niet geproblematiseerd wordt
D
Antwoorden B en C

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

10. Welke hoort hier niet in thuis?
A
houding van niet-weten (Anderson & Goolishian)
B
mild luisteren (Shawver)
C
receptieve opstelling (Kaye)
D
directief openen (Kingsten)

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo