Narratieve QUIZ

• WO
• Beroepsopleiding
• Studiejaar 6

1. Wat voor een verhaal is dit?

1. Een dun verhaal
2. Een rijk verhaal
3. Een positief verhaal
4. Dit is geen verhaal

2. Hoe wordt een probleemgeoriënteerd verhaal ook wel genoemd?

1. Een dik verhaal
2. Een negatief verhaal
3. Een arm verhaal
4. Antwoord B en C

3. Welke therapeutische techniek zou dit kunnen zijn?

1. Een probleem externaliseren
2. Een probleem vasthouden
3. Een probleem identificeren
4. Een probleem integreren

4. Wat is, binnen de narratieve therapie, het effect van een plot?

1. Het geeft een oorzaak
2. Het geeft een gevolg
3. Het geeft een identiteit
4. Alle bovenstaande

8. Wanneer speelt, volgens E. Reijmers, de therapeut mee in speltherapie?

1. Als het kind hierom vraagt
2. Altijd, zolang je ordening kan blijven aanbrengen
3. Als de therapeut moet ingrijpen
4. Alle bovenstaande

5. Stel, een therapeut vraagt haar cliënt om dit te doen. Bij welke benadering past dit?

1. De appreciërende benadering
2. De postmoderne benadering
3. De dialogiserende benadering
4. De narratieve benadering van White & Epston

6. En bij welke benadering past dit?

1. De appreciërende benadering
2. De postmoderne benadering
3. De dialogiserende benadering
4. De narratieve benadering van White & Epston

7. Wat doet taal in therapie?
Het is..

1. waarderend
2. bepalend
3. vaststaand
4. normerend

9. Wat is de bedoeling van het sociaal constructionisme?

1. enkel problemen behandelen die volledig te genezen zijn
2. de waarheid achterhalen
3. positieve of neutrale taal gebruiken zodat de patiënt niet geproblematiseerd wordt
4. Antwoorden B en C

10. Welke hoort hier niet in thuis?

1. houding van niet-weten
2. mild luisteren
3. receptieve opstelling (bereidheid tot luisteren)
4. directief open