rekenverhalen (2)

rekenverhalen
(deel 2)
- Neem ook pen en kladblad. 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeLager onderwijs

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

rekenverhalen
(deel 2)
- Neem ook pen en kladblad. 

Slide 1 - Diapositive

1. Take away
In mei bezorgt de meneer 1654 maaltijden en in juni bezorgt hij er 2086. Hoeveel maaltijden zijn dat samen?


Slide 2 - Diapositive

1. Take away

Slide 3 - Question ouverte

Welke breuk hoort bij 'de helft'?
Je schrijft de breuk zo: 4/5

Slide 4 - Question ouverte

2. de Pokémonkaarten
Abdul en Hassan spelen met  Pokémonkaarten.
Samen hebben ze 24 kaarten. 2/3 van de
kaarten zijn van Abdul. Hoeveel kaarten zijn van Abdul?

Slide 5 - Diapositive

2. de Pokémonkaarten

Slide 6 - Question ouverte

Welke breuk hoort bij 'een kwart'?
Je schrijft de breuk zo: 4/5

Slide 7 - Question ouverte

3. de pizza
De hele pizza kost €16. Hoeveel kost 1 stuk?

Slide 8 - Diapositive

3. de pizza
Let op: bij geld antwoord je met 2 cijfers na de komma. voorbeeld: 5,25 of 7,00

Slide 9 - Question ouverte

4. De slager
Ik wil op dinsdag om 13 uur naar de winkel. Kan dit?

Slide 10 - Diapositive

4. de slager

Slide 11 - Question ouverte

5. De bezoekers
Hoeveel mensen hebben het aquarelfestival al bezocht? Geef je antwoord in cijfers. 

Slide 12 - Diapositive

5. de bezoekers

Slide 13 - Question ouverte

6. De pasta
Ik doe de pasta om 15:47 in de pot met kokend water. Hoelaat is de pasta gaar? 
8 minuten
 koken

Slide 14 - Diapositive

6. De pasta

Slide 15 - Question ouverte

7. Fietsen huren
Hoeveel moet ik betalen als ik een fiets huur van 13u uur tot 17 uur?

Slide 16 - Diapositive

7. Fietsen huren
Let op: bij geld antwoord je met 2 cijfers na de komma. voorbeeld: 5,25 of 7,00

Slide 17 - Question ouverte

8. Appels
De appelboer verkoopt elke week 61kg appels. Een kilo appels kost 12 euro. Hoeveel ontvangt de appelboer per week?

Slide 18 - Diapositive

8. appels
Let op: bij geld antwoord je met 2 cijfers na de komma. voorbeeld: 5,25 of 7,00

Slide 19 - Question ouverte

9. cadeau
Juf Joke, juf Siham en meester Kris kopen een cadeau voor juf Karin. Het cadeau kost 160 euro. Juf Joke geeft  70 euro, Juf Siham 45 euro en meester Kris de rest. Hoeveel geeft meester Kris voor het geschenk voor juf Karin?

Slide 20 - Diapositive

9. cadeau juf Karin
Let op: bij geld antwoord je met 2 cijfers na de komma. voorbeeld: 5,25 of 7,00

Slide 21 - Question ouverte

10. Hoge bergen
Hoeveel is Grossglockner lager dan de Kilimanjaro?

Slide 22 - Diapositive

10. Hoge bergen

Slide 23 - Question ouverte

11. Ik wil graag gaan zwemmen in de Lilse Bergen. Ik heb tijd op woensdagnamiddag om 5u in de namiddag. Kan ik dan gaan zwemmen?

Slide 24 - Diapositive

Kan ik gaan zwemmen in de Lilse Bergen om 5u in de namiddag?

Slide 25 - Question ouverte

Een frietje in de Lilse Bergen kost €8. Dat is veel geld. Daarom gaan enkele kinderen samen een frietje kopen. 4 meisjes betalen elk 1/4 van het bedrag. Hoeveel betaalt elk meisje dan?

Slide 26 - Diapositive

12. Een frietje in de Lilse Bergen kost €8. Dat is veel geld. Daarom gaan enkele kinderen samen een frietje kopen. 4 meisjes betalen elk 1/4 van het bedrag. Hoeveel betaalt elk meisje dan?

Slide 27 - Question ouverte