Hfst 1 Wat een talent HERHALING

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom! 

Pak je spullen Nederlands (je boek en je laptop) 

Log alvast in. 

Lesopbouw:

Absentie

Hfst overzicht

Herhaling vorige les

Doel en uitleg deze les

Maken en bespreken opdrachten

Afsluiting

Hfst overzicht: Wat een talent!

Les 1: Fictie

Les 3: Lezen

Les 2: Gedicht

Les 5: Woorden

Les 6: Spreken, kijken en luisteren

Les 7: Grammatica

Les 8: Spelling

Les 9 Media en onderzoek:  Daarna Toets Thema 1

Les 4: Schrijven en formuleren thema 1 en 2:  Daarna SO

Wat hebben we vorige les gedaan?

1.9 Media en onderzoek 

Doel: 

• Ik weet wat informatiebronnen zijn. 
• Ik weet hoe ik in boeken iets op kan zoeken. 
• Ik weet hoe ik moet zoeken op het internet. 

Bespreken huiswerk

blz 62, 63, 64, 65

opdr 4 - 11

Doel van de les: hfst 1 Fictie

Ik weet het verschil tussen fictie en non-fictie. 

Begrippen:
er van overtuigt zijn: je weet het niet zeker.

1. Waar
2. niet waar

Begrippen:
Het ver gaan schoppen: Je gaat veel bereiken

1. Waar
2. niet waar

Doel van hfst 2 Lezen: 

Ik kan een titel en een tussenkopje herkennen. 

Ik kan het onderwerp van een tekst vinden. 

Ik kan een alinea herkennen. 

Uitleg: Titel

- Elke tekst heeft een titel

- De titel noemt het onderwerp OF geeft een
aanwijzing over het onderwerp. 

- Letters zijn vaak groter gedrukt. 

Uitleg: (tussen)kopje

- titel van een alinea

- ze vertellen waar een stukje tekst (alinea) over gaat. 

- is een deelonderwerp

Onderwerp van de tekst vinden

- Lees de titel

- Kijk naar de woorden die vet- of schuingedrukt zijn

- Bekijk de plaatjes

- Stel jezelf de vraag: Waarover gaat deze tekst?

Het onderwerp schrijf je altijd in één woord of in een paar woorden. 

Een alinea herkennen

Een tekst is verdeeld in alinea's. 

Een alinea is een tekstblokje van een aantal zinnen die bij elkaar horen. (deelonderwerp)

Je schrijft deze zinnen achter elkaar. 

Een alinea herkennen

• Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
• Soms staat er een witregel tussen twee alinea's. 
• Soms begint de eerste regel van een nieuwe
  alinea met een stukje wit. Dat noem je inspringen. 
• De laatste zin van een alinea loopt meestal
  niet door tot het einde van de regel. 

Hfst 1 Wat een talent 1.2. Gedicht

Doel: Je kan een gedicht herkennen. 

Wat maakt een gedicht een gedicht?

Een gedicht is een tekst waarbij een schrijver goed heeft nagedacht over de manier waarop hij de woorden en zinnen van de tekst opschrijft. Een gedicht kan heel kort of heel lang zijn. Het kan overal over gaan. De schrijver gaat creatief om met taal. 

1.5 Woorden: doel vorige les

Ik leer 25 nieuwe woorden. 

Ik weet wat samenstellingen zijn

Doel: Ik weet wat een samenstelling is. 

Als je twee woorden die apart ook iets betekenen, samenvoegt. 

voetbal, huiswerk, fietsbel, schoolboek, stoelpoot

Soms voeg je wat letters erbij: kinderboek, stadspark

1.6 Spreken, kijken en luisteren:
doel vorige les

Ik kan een goed gesprek voeren. 

• uitpraten
• vragen stellen
• laat je niet afleiden
• let op je houding

1.7 Grammatica

Doel: Ik kan de persoonsvorm herkennen. 

• Nicole geeft les aan 1A. 

Persoonsvorm (pv)

• Verander de zin van tijd. Het woord dat verandert, is de pv. 
  Hij maakt een buiging. Hij maakte een buiging.  
  Zij loopt naar school. Zij liep naar school. 
• Zet de zin in een vraagzin. Het woord dat vooraan staat, is de pv. 
  Hij maakt een buiging. Maakt hij een buiging?
  Zij loopt naar school. Loopt zij naar school?
• Het is een werkwoord (doewoord). 
• In elke zin staat een persoonsvorm. 

1.8 Spelling 

Doel: 

- Ik kan de stam en de ik-vorm van een werkwoord spellen. 

- Ik weet hoe ik de pv in de tegenwoordige tijd (TT) schrijft. 

ik fiets

jij zoekt

mijn zus verkoopt

Hele werkwoord: kopen, fietsen, denken, schrijven

De stam en de ik-vorm

De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

fietsen --> stam = fietsen = fiets

denken --> stam = denken = denk

koken --> stam = koken = kok = kook

1.9 Media en onderzoek 

Als je iets meer wilt weten over een onderwerp, ga je op zoek naar informatie. 

De plek waar je dit zoekt, is je informatiebron. 

1. internet (apps, websites)
2. boeken (schoolboeken, woordenboeken)
3. media (kranten, tijdschriften, tv)
4. personen (opa, docent enz)

1.9 Media en onderzoek 

Zoeken in een boek:

- register

- inhoudsopgave

- trefwoorden

- alfabetische volgorde

- woordenboekvorm ( makkelijkste vorm, huis ipv huizen)

Uitleg Toets

Toetsboekje.

Schrijf je naam erop.

50 min de tijd.

Je mond is dicht zodra ik het zeg. Praat je = cijfer 1

Geen herkansing.

Vragen? Steek je vinger op. 

Antwoorden schrijf je in je boekje. 

Zelfstandig werken

Maken: blz 66 Overhoor jezelf
Online maken

1.3 Test Jezelf

1.5: Woordentrainer, Test Jezelf

1.7 Test Jezelf 

1.8 Test Jezelf

Klaar: Woordjes leren via studygo

Leren

Oefeningen nog eens maken via online

Afsluiting van de les

Je bent klaar voor de toets. 

Wat zijn informatiebronnen?

1. punt
2. internet
3. boeken, personen
4. alles waar je informatie kan vinden die je nodig hebt.

Waar gebruik je een zoekmachine voor?

1. Om iets te vinden op het internet
2. google
3. firefox

Wat is de goede volgorde?
internet, google, boek, persoon

1. google internet persoon boek
2. boek, persoon internet google
3. boek, google, internet, persoon
4. persoon google internet, boek

Bedankt voor jullie aandacht!

Je weet nu hoe  en waar je informatie vandaan kan halen.