Close Reading Sinterklaas in Amerika

Doel sessie 1:
Ik weet waar de tekst over gaat en ik kan dit in mijn eigen woorden vertellen. 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Doel sessie 1:
Ik weet waar de tekst over gaat en ik kan dit in mijn eigen woorden vertellen. 

Slide 1 - Diapositive

Nummer de tekst
Tijdens het lezen omcirkel je de moeilijke woorden.

Slide 2 - Diapositive

Welke personen komen er voor in het verhaal?

Slide 3 - Question ouverte

Wie is 'ik' in het gedicht?
Hoe weet je dat?

Slide 4 - Question ouverte

Laat in de tekst zien waar volgens jou het begin, midden en het eind is. 

Bespreek dit eerst met je oogmaatje. 

Slide 5 - Diapositive

Wat gebeurt er in het begin?
Wat in het midden?
Wat bij het eind?

Slide 6 - Question ouverte

Waar gaat de tekst over volgens jou? Bedenk het eerst zelf, deel het daarna in je team en vul elkaar aan. 

Slide 7 - Diapositive

Waarom heeft de tekst de titel 'Sinterklaas in Amerika'?
Overleg eerst met je oogmaatje.

Slide 8 - Question ouverte

Doel sessie 2
Ik begrijp wat er bedoeld wordt met bepaalde moeilijke woorden. Ook kan ik verbanden herkennen en uitleggen. 

Slide 9 - Diapositive

In regel 3 staat 'opduiken'. Wat betekent dat?

Slide 10 - Question ouverte

In regel 49 staat 'een glimp'.
Wat betekent dat?

Slide 11 - Question ouverte

In regel 43 staat 'nok'.
Wat betekent dat?

Slide 12 - Question ouverte

In regel 30 staat 'bisschop'.
Wat betekent dat?

Slide 13 - Question ouverte

Eerst wisten de Amerikanen nog niet zo goed hoe Santa Claus eruit zag. Komen we daar later in de tekst wel achter? Kleur het bewijs. 

Slide 14 - Diapositive

Aan welke woorden zien we in de tekst dat de schrijver sprongen in de tijd maakt?

Slide 15 - Question ouverte

Welk verband geeft het woord 'want' aan in regel 15?

Slide 16 - Question ouverte

Welke tegenstellingen staan er in de tekst? Welk signaalwoord geeft de tegenstelling aan? 

Kleur de tegenstelling groen. 

Slide 17 - Diapositive

Doel sessie 3:
Ik kan verschillen en overeenkomsten in de tekst herkennen. 

Slide 18 - Diapositive

Welke verschillen en overeenkomsten van Sinterklaas en de Kerstman staan in de tekst? Vul het Venn-diagram in. 

Slide 19 - Diapositive

Waarom hoort de Kerstman volgens de Amerikanen bij de winter? Waar staat dat in de tekst?

Slide 20 - Question ouverte

Kunnen we uit de tekst halen of de schrijver Sinterklaas of de Kerstman leuker vindt of allebei? En waarom?
Overleg het eerst met je schoudermaatje.

Slide 21 - Question ouverte

Einde

Slide 22 - Diapositive