Vraag 7: ABC van de stijlfiguren

Stijlfiguren!
1 / 56
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat valt er op?

Slide 3 - Carte mentale

door dik en ... steunen

Slide 4 - Question ouverte

als puntje bij .... komt

Slide 5 - Question ouverte

zonder blikken of ....

Slide 6 - Question ouverte

van top tot ...

Slide 7 - Question ouverte

1 Bedenk nu zelf een leuke alliteratie.

Slide 8 - Question ouverte

2 assonantie  
De oude gouden auto. 

Slide 9 - Diapositive

Ander voorbeeld

 

De wijze, kleine, geinige meid

Slide 10 - Diapositive


De tuin ruikt kruidig =

A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 11 - Quiz

"Zondag zeker zwaar zeilen"

Dit is:
A
Assonantie
B
Alliteratie

Slide 12 - Quiz

Schrijf een assonantie met 'aa'

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf een assonantie met 'ee'

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf een assonantie met 'uu'

Slide 15 - Question ouverte

de laatste: assonantie met 'ie'

Slide 16 - Question ouverte

3 Antithese

Antithese is het moeilijke woord voor tegenstelling:


In Noorwegen is het 's winters ijskoud, maar in Zuid-Spanje blijft het lekker warm.





Slide 17 - Diapositive

Een antithese is dus
A
Twee tegengestelde begrippen dicht bij elkaar geplaatst
B
De ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel versterkt

Slide 18 - Quiz

De strijdvaardige krijgers leverden een gevecht op leven en dood. Hun lichte bijlen hakten zwaar op de talrijke tegenstanders in.

Slide 19 - Question ouverte

4 Climax + anticlimax
Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden.

      Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.


Anticlimax = het tegengestelde van een climax

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.

Slide 20 - Diapositive

Opsomming: climax


Een climax bouwt op naar een hoogtepunt:


groot, groter, grootst

rijk, rijker, rijkst

3, 2, 1,... kaBOOOM!

Opsomming: anticlimax


Een anticlimax bouwt op naar een hoogtepunt, maar heeft een teleurstellende afloop.


Groot, groter, nog groter, klein

3, 2, 1,... plof


Slide 21 - Diapositive

5 Ellips / Elliptische zin

Slide 22 - Diapositive

Welke Fransman schreef
'Les Misérables' ?

Slide 23 - Question ouverte

1861. Victor Hugo heeft zijn boek klaar en stuurt het naar de uitgeverij.
In zijn begeleidende brief staat gewoon: "?"

De uitgeverij stuurt een briefje terug.
Wat stond hierin?

Slide 24 - Question ouverte

Het vraagteken is een voorbeeld van een elliptische zin.
Een beknopte, onvolledige zin waarin enkele elementen ontbreken.
Maar toch begrijp je wat de schrijver bedoelt.

Slide 25 - Diapositive

Nog 2 voorbeelden:

Wie heeft je hierbij geholpen? Mijn broer.

Pff, voel me vandaag niet helemaal...

Slide 26 - Diapositive

6 Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.


Voorbeeld:


 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 27 - Diapositive

Vul de zin aan met een enumeratio:
Ik kocht een...

Slide 28 - Question ouverte

7 Repetitio = herhaling

Voorbeelden: 


 Je hebt mensen en mensen.

 Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.

 Ik ben het zat, zat, zat. 

Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 29 - Diapositive

8 Hyperbool 

Slide 30 - Diapositive

Voorbeelden van een hyperbool
 
Hij barst van het geld. 
Dat examen heeft uren geduurd.
De regen viel met bakken uit de lucht. 

Slide 31 - Diapositive

Waarom gebruik je een hyperbool ?

Slide 32 - Question ouverte

9 Understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. 

Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Mijn bezoek aan de tandarts was een beetje vervelend.

Lionel Messi kan best wel tegen een balletje trappen.

De Duitsers waren niet echt welkom in 1940.



Slide 33 - Diapositive

En nu jij. Vul de zin aan.

Op de toets wiskunde had ik 2 op 10.
Ik had dus best wel ...

Slide 34 - Question ouverte

10 Litotes

Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. 

Je ontkent of verkleint iets om iets meer in de verf te zetten.


Voorbeeld:  

Dat vind ik geen verkeerd plan (= uitstekend plan)

Dat is helemaal niet slecht (= heel goed dus).


Slide 35 - Diapositive

Je wilt zeggen dat iemand iets heel doms gedaan heeft.
Hoe doe je dit met een litotes ?

Slide 36 - Question ouverte

Eeven de tussenstand opmeten.

Dat is niet onwaarschijnlijk =
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
ik twijfel

Slide 37 - Quiz

Die film is echt
OM JE DOOD TE LACHEN.
A
litotes
B
hyperbool
C
understatement
D
ik twijfel ook bij deze vraag

Slide 38 - Quiz

'EEN LEUK KARRETJE', zei Kevin toen hij de Ferrari van Pieter zag.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
ik twijfel nog steeds

Slide 39 - Quiz

De bewoners waren ONAANGENAAM VERRAST door de rellen in de wijk.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
ik ben een supertwijfelaar

Slide 40 - Quiz

11. Paradox
'Kalm aan. Een rap een beetje!'
Wat wil je hiermee zeggen?

Slide 41 - Question ouverte

Inderdaad.

Het lijkt niet logisch om kalm en rap te combineren,
maar eigenlijk zeg dat iemand snel rustig moet worden.
Denk nog eens na over deze paradox:

Schrijven is de kunst van het schrappen.

Slide 42 - Diapositive

12
Waarom zijn 'het rode bloed' + 'de ronde cirkel'
pleonasmen?

Slide 43 - Question ouverte

Bij een pleonasme zeg je ongeveer 2 keer hetzelfde, maar met verschillende woordsoorten. Vul aan:

De ... sneeuw.
Het ..... gras.
De ... boomstam.
De ... zon.

Slide 44 - Diapositive

13 Tautologie

Slide 45 - Diapositive

Tautologie = zusje van pleonasme

MAAR nu met dezelfde woordsoort

leugen en bedrog
gratis en voor niets
nooit ofte nimmer

Slide 46 - Diapositive

14 Woordspeling
= spelen met de betekenis van woorden.


Slide 47 - Diapositive

Vul de woordspeling aan:

Als kapper is hij de ... persoon om shampoo-advies te geven.

Slide 48 - Question ouverte

15 Prolepsis = vooroplaatsing
Zo'n jurk, die ga ik echt niet aantrekken!

Die jongen, ik zie hem bijna vallen.

Slide 49 - Diapositive

1 6 Vergelijking

Slide 50 - Diapositive

Een waarheid als een...
Beven als een...
Afgaan als een...
Zo lek als een...
koe
riet
zeef
gieter

Slide 51 - Question de remorquage

17 Metafoor:

"Van veraf is die rots net een olifant!"
Wat gebeurt in deze zin ?

Slide 52 - Question ouverte

17 Metafoor

We plaatsen beeld (= olifant) en object (= rots) naast elkaar.

Zoals in een vergelijking, maar we laten "als" vallen.

Nu kun je bijvoorbeeld zeggen:


"Laten we die olifant eens beklimmen!"



Slide 53 - Diapositive

Maak nu zelf een metafoor:

Central Park is de _ _ van New York.

Slide 54 - Question ouverte

18 Personificatie
De bomen fluisteren.
De wind fluit langs mijn oren.
De computer loopt vast.

>> je geeft een levende eigenschap aan een levenloos voorwerp

Slide 55 - Diapositive

Tijd om te oefenen ?
Neem je bundel erbij 
en
maak oefening 1 + 2

Slide 56 - Diapositive