Voeding en vertering 1 4M

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Vertering

Leerdoelen

- Ik kan de belangrijkste eigenschappen van enzymen noemen en aangeven hoe de enzymactiviteit veranderd door de temperatuur of pH.

- Ik kan de belangrijkste conserveringsmethoden noemen en uitleggen hoe ze voedselbederf tegen gaan.

- Ik kan het verschil benoemen tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.

- Ik kan voedingsmiddelen noemen die rijk zijn aan bepaalde voedingsstoffen.

- Ik weet hoe ik zetmeel en glucose kan aantonen in voedingsmiddelen.

Ik kan voedingsstoffen indelen in bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en beschermstoffen.

Voedingsmiddel

Voedingsmiddel is alles wat je eet

• Plantaardige voedingsmiddelen
• Dierlijke voedingsmiddelen

voedingsmiddel

Voedingsstof

koolhydraten

vetten

eiwitten

water

mineralen

vitaminen

voedingsvezels

voedingsstof met hun functies.

voedingsmiddel: gebakken ei

voedingsstof: eiwit

Vetten

Verschil verzadigd en onverzadigd vet?

Verzadigd vet zorgt voor meer afzetting cholesterol.

Vitaminen en mineralen

• Beschermende stoffen

Enzym

Enzym = Eiwitten die reacties van
de stofwisseling versnellen

Samenvoegd enzym

Hoe werk een enzym?

Effectiviteit van een enzym

Effectiviteit van enzym is afhankelijk van:

-temperatuur 

-zuurtegraad (pH)

Daardoor:

Minimumtemperatuur

Optimumtemperatuur

Maximumtemperatuur

 Enzym Z

conserveren

drogen (worst)

vacuum (kaas)

invriezen (pizza)

pasteuriseren (houdbare melk)

conserveringsmiddelen toevoegen:

• zuur (augurken)
• zoet (jam)
• zout (haring)
• alcohol (boerenjongens)

Met joodoplossing 

zetmeel aantonen

Glucose aantonen met een teststrip

Wat te doen?

Weektaak:

- opdracht 1, 2, 4, 5, 6 en 8

- opdracht 11, 12, 13, 16 en 17

Leren:

Maken oefentoetsen biologiepagina.nl

Maken concept-map

Leerdoelen

- Ik kan de belangrijkste eigenschappen van enzymen noemen en aangeven hoe de enzymactiviteit veranderd door de temperatuur of pH.

- Ik kan de belangrijkste conserveringsmethoden noemen en uitleggen hoe ze voedselbederf tegen gaan.

- Ik kan het verschil benoemen tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.

- Ik kan voedingsmiddelen noemen die rijk zijn aan bepaalde voedingsstoffen.

- Ik weet hoe ik zetmeel en glucose kan aantonen in voedingsmiddelen.

Ik kan voedingsstoffen indelen in bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en beschermstoffen.