Klas 1K1 - Taalverzorging H1: pv en zinnen in zinsdelen verdelen

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1K1

Vandaag leren jullie...
- Een zin in zinsdelen verdelen;
- De persoonsvorm benoemen;
- Het onderwerp benoemen



Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in korte zinnen vinden 
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
- Ik kan het onderwerp benoemen



1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1K1

Vandaag leren jullie...
- Een zin in zinsdelen verdelen;
- De persoonsvorm benoemen;
- Het onderwerp benoemen



Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in korte zinnen vinden 
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
- Ik kan het onderwerp benoemen



Slide 1 - Diapositive

Grammatica zinsdelen H1
Leerdoelen:

- Ik kan de persoonsvorm in korte zinnen vinden

- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen

- Ik kan het onderwerp benoemen

Slide 2 - Diapositive

Voorkennis activeren

Wie kan mij  vertellen hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden?
Ik ga voorlezen. Jullie luisteren naar het verhaal en jullie schrijven tijdens het voorlezen tien persoonsvormen op die je hoort. Na het voorlezen vertel je hoe je ze hebt gevonden.
https://www.beleven.org/verhalen/anne_frank/

Slide 3 - Diapositive

timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Grammatica zinsdelen 
Persoonsvorm

Persoonsvorm vinden:
- Maak van de zin een vraag, de persoonsvorm is dan het 1e werkwoord in de zin.

- Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

- Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, 
het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 5 - Diapositive

Grammatica zinsdelen 
Persoonsvorm
Persoonsvorm vinden:
- Maak van de zin een vraag,
de persoonsvorm is dan het 1e werkwoord in de zin.
- Zet de zin in een andere tijd,
het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
- Verander het getal van de zin, 
maak van enkelvoud meervoud of andersom,
het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 6 - Diapositive



Om half negen gaan wij altijd koffiedrinken.
De persoonsvorm =
A
gaan
B
wij
C
om half negen
D
koffiedrinken

Slide 7 - Quiz


Wij worden iedere ochtend wakker van de haan.

De persoonsvorm=
A
wij
B
Er is geen persoonsvorm.
C
worden
D
wakker

Slide 8 - Quiz



Alle kinderen willen liever langer vakantie.
De persoonsvorm =
A
kinderen
B
willen
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 9 - Quiz

Waarom wandelt Kees de
avondvierdaagse?

De persoonsvorm=
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 10 - Quiz

  Grammatica zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen: 
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel meestal vooraan in de zin plaatsen: vóór de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld: 
In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.

Slide 11 - Diapositive

Zinsdelen vinden

Slide 12 - Diapositive

ZINSDELEN

Slide 13 - Diapositive

ZINSDELEN uitleg Filmpje
https://www.google.com/search?q=voorbeeld+filmpje+hoe+je+zinnen+in+zinsdelen+kunt+verdelen&sca_esv=566249636&tbm=vid&source=lnms&sa=X&ved=2ahUKEwjCraPJgrSBAxWq8rsIHV3rARMQ_AUoAnoECAEQBA&biw=1482&bih=746&dpr=1.25#fpstate=ive&vld=cid:d320c7fc,vid:Ao5oce3Bn4c,st:0

Slide 14 - Diapositive

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Wij zetten iedere donderdag die zware afvalcontainer buiten.
A
Zetten
B
wij
C
afvalcontainer
D
buiten

Slide 15 - Quiz

Verdeel deze zin in zinsdelen:

Wij zetten iedere donderdag die zware afvalcontainer buiten.

Slide 16 - Question ouverte

Onderwerp
Het onderwerp (o) geeft aan wie of wat iets doet.
We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.
Het onderwerp en de pv horen bij elkaar, want:
- ze staan meestal naast elkaar;
De keeper rende richting de bal.
- als de pv enkelvoud is, is het onderwerp ook enkelvoud.
Dave schopte de bal naar Jamie.
- als de pv meervoud is, is het onderwerp ook meervoud.
Dave en Jamie maakten samen een doelpunt.

Slide 17 - Diapositive

Wat is in deze zin het onderwerp?

Wij zetten iedere donderdag die zware afvalcontainer buiten.
A
Zetten
B
wij
C
afvalcontainer
D
buiten

Slide 18 - Quiz



Alle kinderen willen liever langer vakantie.
Het onderwerp =
A
Alle kinderen
B
willen
C
liever
D
deze

Slide 19 - Quiz

Wat ga je nu doen?
Je maakt opdracht 1 t/m 5 van 1.7 grammatica.
LET OP! 1.6 slaan we over.
Ben je klaar ga je lezen in je eigen boek of je leert de woorden van 1.5  op blz. 50 of je oefent woordtrainer op je laptop. Online lesmethode.

Slide 20 - Diapositive