H5 voeding en energie paragraaf 1

5.1 
Voeding en gezondheid
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.1 
Voeding en gezondheid

Slide 1 - Diapositive

Herhaling Voedingsstoffen

Slide 2 - Diapositive

Een gokje...
wat weet je van je eten?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

De voedingsstoffen

Slide 5 - Carte mentale

Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
Water
Mineralen
Vetten
Eiwitten
Mineralen
Vitaminen
Koolhydraten
Vetten
Eiwitten

Slide 6 - Question de remorquage

Zet op volgorde van minste naar meeste energie
Meeste caloriën
Minste calorieën
nr 2
Nr. 3
100 gram slagroom
100 gram water
100 gram aardappel
100 gram mager rundergehakt

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

kcal en kJ

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Opslag en verbruik van energie

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Glycogeen
Je kunt glycogeen dus ook weer makkelijk omzetten in glucose.
Handig als je snel veel glucose nodig hebt (in lever en spieren)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Waar in je lichaam bevindt zich de reservevoorraad energie?
A
In het beenmerg
B
In de vetcellen onder de huid
C
In je lever en spieren
D
In de vetcellen tussen de organen

Slide 18 - Quiz

Gebruik je ook energie als je slaapt?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren

Slide 20 - Diapositive

Welke twee reservestoffen gebruikt het lichaam om energie langdurig op te slaan?

Slide 21 - Question ouverte

Waar wordt de reservestof glycogeen opgeslagen?
A
Alleen in de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 22 - Quiz

Waar wordt de reservestof vet opgeslagen?
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 23 - Quiz

Welke is de meest efficiënte energiedrager?
Eén gram koolhydraat levert gemiddeld 4 kcal (17 kJoule) 
Eén gram eiwit levert gemiddeld 4 kcal (17 kJoule) 
Eén gram vet levert gemiddeld 9 kcal (37 kJoule)
Eén gram alcohol levert gemiddeld 7 kcal (29 kJoule)
Antwoord
De vetten, deze leveren per gram de meeste energie, dus daarvan hoef je minder gram van mee te dragen in je lichaam.

Slide 24 - Diapositive

Wat is ATP?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is ATP?
ATP is de stof in de cel die energie bevat, het is 'de opgeladen batterij' van de cel. De cel gebruikt deze voor alle processen die energie kosten (bv het maken van eiwitten, transport binnen de cel, kopiëren van DNA etc.)

Slide 26 - Diapositive

Mineralen
Vitamines

Slide 27 - Diapositive

Vitamines en mineralen hebben een ADH. Wat betekent ADH?
A
Aanvaardbare dagelijkse hoeveelheid
B
Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid

Slide 28 - Quiz

Einde
Volgende les: leer 5.1
(dus echt leren. Gebruik daarvoor de volgende dia's)

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

4

Slide 35 - Diapositive

5

Slide 36 - Diapositive

6

Slide 37 - Diapositive

6

Slide 38 - Diapositive