H5 energie opslaan en gebruiken les 1

5.1 
Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.1 
Plantaardige en dierlijke voedingsstoffen

Slide 1 - Diapositive

Herhaling Voedingsstoffen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

De voedingsstoffen

Slide 4 - Carte mentale

Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
Water
Mineralen
Vetten
Eiwitten
Mineralen
Vitaminen
Koolhydraten
Vetten
Eiwitten

Slide 5 - Question de remorquage

Eiwit
20 verschillende aminozuren
Essentiele aminozuren en niet-essentiele aminozuren

BINAS tabel 67H
De niet essentiele aminozuren kunnen in de lever worden gemaakt uit andere aminozuren.

Slide 6 - Diapositive

Kan wel
Kan niet
gewone aminozuren maken van andere aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere aminozuren
gewone aminozuren maken van essentiële aminozuren

Slide 7 - Question de remorquage

Vet
Vetten bestaan uit 1 glycerol molecuul en 3 vetzuren. (Behalve de fosfolipiden, die hebben op de plek van 1 vetzuur een fosfaat) 
Het maakt nogal uit welke vezuren; verzadigde kunnen hart en vaatziekten veroorzaken, onverzadigde voorkómen dat juist.
Zie plaatje voor het verschil in chemische structuur.

Slide 8 - Diapositive

Kan wel
Kan niet
gewone vetzuren maken van andere vetzuren
essentiële vetzuren maken van andere vetzuren
gewone vetzuren maken van glucose

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is de gezondste vorm van vet?
A
Verzadigd vet
B
Enkelvoudig onverzadigd vet
C
Meervoudig onverzadigd vet
D
Transvet

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Eiwitten
Koolhydraten
Vetten

Slide 12 - Question de remorquage

Slide 13 - Diapositive

Opslag van energie

Slide 14 - Diapositive

In het vetweefsel onder de huid en tussen de organen, en in het gele beenmerg.
Ook in de lever en spieren is energie opgeslagen in de vorm van glycogeen.
Ja, je cellen doen wel van alles als je uitrust, ze verbranden dus energierijke stoffen. Dat heet je ruststofwisseling en dat kost energie.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Glycogeen
Je kunt glycogeen dus ook weer makkelijk omzetten in glucose.
Handig als je snel veel glucose nodig hebt (in lever en spieren)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Waar in je lichaam bevindt zich de reservevoorraad energie?
A
In het beenmerg
B
In de vetcellen onder de huid
C
In je lever en spieren
D
In de vetcellen tussen de organen

Slide 19 - Quiz

Gebruik je ook energie als je slaapt?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren

Slide 21 - Diapositive

Welke twee reservestoffen gebruikt het lichaam om energie langdurig op te slaan?

Slide 22 - Question ouverte

Waar wordt de reservestof glycogeen opgeslagen?
A
Alleen in de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 23 - Quiz

Waar wordt de reservestof vet opgeslagen?
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Tussen de organen
D
In de lever en de spieren

Slide 24 - Quiz

Welke is de meest efficiënte energiedrager?
Eén gram koolhydraat levert gemiddeld 4 kcal (17 kJoule) 
Eén gram eiwit levert gemiddeld 4 kcal (17 kJoule) 
Eén gram vet levert gemiddeld 9 kcal (37 kJoule)
Eén gram alcohol levert gemiddeld 7 kcal (29 kJoule)
Antwoord
De vetten, deze leveren per gram de meeste energie, dus daarvan hoef je minder gram van mee te dragen in je lichaam.

Slide 25 - Diapositive

Plekken voor opslag
(voor de meeste planten)
Wortels - komen de winter door en stelt de plant in staat opnieuw te groeien
Zaden - opslag in de zaadlobben
Speciale organen
Knollen: verdikte wortels (aardappel)
Bollen: verdikte bladeren - rokken (ui)

Slide 26 - Diapositive

Wat eet je eigenlijk?
Bladeren
Stengels
Zaden

Slide 27 - Question de remorquage

Wat zijn Voedingsvezels?
Celwanden van plantencellen kan je niet verteren. Zij bestaan uit het onverteerbare molecuul cellulose

Planten met extra dikke celwanden bevatten ook nog houtstof, lignine

Plantencellen zijn aan elkaar geplakt met een tussencelstof: pectine

Cellulose, lignine en pectine zijn onverteerbare stoffen = voedingsvezels

Slide 28 - Diapositive

Wanneer je een deel van een plant eet, eet je de celwanden ook op. Waar is dat goed voor?
A
Dit zijn de voedingsvezels, goed voor je darmen
B
Dit zijn de koolhydraten, goed voor je darmen
C
Dit zijn de reservestoffen van de plant, goed voor energie
D
Dit zijn de onverteerbare delen, dus nergens goed voor

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

3 Wat betekent het als aminozuren en vetzuren 'essentieel' zijn?
Essentiële aminozuren en essentiële vetzuren heb je wel nodig maar kan je niet zelf maken. Je moet ze dus via je voeding binnenkrijgen.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

5

Slide 34 - Diapositive

6: wat zijn de voedingsvezels?
Dat zijn de celwanden van planten, deze bevatten de stoffen cellulose en pectine, en soms ook lignine (houtstof). Deze zijn onverteerbaar en stimuleren de darmbeweging.

Slide 35 - Diapositive