Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
1.1 Ontdekken en onderzoeken
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen 1.1
1. Ik kan in eigen woorden uitleggen wat een experiment is.
2. Ik ken de drie stappen die horen bij een onderzoek.
3. Ik ken de vijf onderdelen die horen in een verslag van een onderzoek.
4. Ik kan een onderzoeksvraag opstellen.
Slide 2 - Diapositive
WAAROM DOE JE ONDERZOEK?
Je wilt bijvoorbeeld weten waardoor een papieren zak kan opstijgen.
Je stelt jezelf dus eigenlijk een vraag.
Elk onderzoek, proef of experiment begint met een ONDERZOEKSVRAAG.
Tijdens het onderzoek ga je op zoek naar antwoorden op die onderzoeksvraag en hoe je dit moet verkrijgen.
Slide 3 - Diapositive
WAARNEMEN
voelen
zien
proeven
ruiken
horen
Slide 4 - Diapositive
3 stappen van onderzoek doen
Onderzoeksvraag Wat wil je weten en hoe ga je het uitvoeren?
Uitvoeren Wat neem je waar? Wat zie, hoor, ruik of voel je?
Verslag De uitkomsten van je experiment
Slide 5 - Diapositive
ONDERZOEKSVERSLAG
Naam(en)/klas/datum
Titel
Onderzoeksvraag
Materialen
Werkwijze/ tekening opstelling
Waarnemingen/meetresultaten
(tabellen/grafieken/berekeningen)
Conclusie
(discussie)
Slide 6 - Diapositive
Een goede onderzoeksvraag
- eindigt op een vraagteken
- bestaat uit 1 vraag
- is helder geformuleerd
- kan niet met ja of nee worden beantwoord
Slide 7 - Diapositive
En dan nu de check of je het begrepen hebt..
Slide 8 - Diapositive
Wat is een andere naam voor een proef?
A
verslag
B
practicum
C
experiment
D
werkstuk
Slide 9 - Quiz
Met welke vraag begint een proef altijd?
A
beginvraag
B
onderzoeksvraag
C
proefvraag
D
eerste vraag
Slide 10 - Quiz
Welke waarneming gebruik je als je met een thermometer de temperatuur meet?
A
voelen
B
ruiken
C
proeven
D
zien
Slide 11 - Quiz
Wat komt er te staan onder WERKWIJZE in een verslag?
A
wat je gezien hebt
B
wat je gehoord hebt
C
wat je gedaan hebt
D
wat je gebruikt hebt
Slide 12 - Quiz
Henk gaat onderzoeken hoeveel een plant elke week groeit. Hij meet daarvoor elke vrijdagmiddag de hoogte van de plant en zet daarna de meetgegevens netjes in een tabel.
Waar moeten de meetgegevens komen in het verslag?
A
bij de waarnemingen
B
bij de materialen
C
bij de werkwijze
D
bij de conclusie
Slide 13 - Quiz
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 14 - Question ouverte
Huiswerk
Lees de tekst in het tekstboek van 1.1 op bladzijde 9 en 10.
Maak de vragen 1 t/m 11 in je werkboek op bladzijde 7 en 8.