7.3 Basen en basische oplossingen

Zuren en basen
7.3 Basen en basische oplossingen
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Zuren en basen
7.3 Basen en basische oplossingen
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert welk deeltje een oplossing basisch maakt. 
  • Je leert over zouten, die een basische oplossing vormen. 
  • Je leert over sterke en zwakke basen.



Slide 2 - Diapositive

Kenmerken van een base
  • Een base is een stof die een  H+ kan opnemen
  • Een basische oplossing bevat altijd OH--ionen

Slide 3 - Diapositive

ionisatievergelijking

Slide 4 - Diapositive

Binas tabel 49

Slide 5 - Diapositive

Sterk vs zwak

Slide 6 - Diapositive

        Sterk vs zwak base
Deeltjes aanwezig:
- OH-
- Base-restion
- Watermoleculen
(zijn hier niet getekend)
Deeltjes aanwezig:
- OH-
- Base-restion
- Niet geioniseerd molecuul
- Watermoleculen (zijn hier niet getekend)
Notatie:
Natronloog:
Na+(aq) + OH-(aq)
Ammonia:
NH3 (aq)

Slide 7 - Diapositive

Belangrijke basen die je moet kunnen herkennen:

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 29
Erna lost natriummonowaterstoffosfaat, Na2HPO4(s), op in water. De pH van de oplossing is ongeveer 10.
  1. Leg met behulp van een reactievergelijking uit hoe OH(aq) ionen in de oplossing zijn ontstaan.
  2. Welke andere deeltjes, behalve watermoleculen, komen in deze oplossing voor?
  3. Leg van elk deeltje uit of er veel of relatief weinig van deze deeltjes in de oplossing voorkomen.
  4. Geef de notatie van de oplossing van natriummonowaterstoffosfaat.

Slide 9 - Diapositive

Antwoord opdracht 29
Erna lost natriummonowaterstoffosfaat, Na2HPO4(s), op in water. De pH van de oplossing is ongeveer 10.
  • Leg met behulp van een reactievergelijking uit hoe OH(aq) ionen in de oplossing zijn ontstaan. 
Eerst lost natriummonowaterstoffosfaat op in water: Na2HPO4(s) →2 Na+(aq) + HPO4²⁻(aq)
HPO4²⁻ is een zwakke base: HPO4²⁻(aq) + H2O(l) → H2PO4(aq) + OH(aq)
  • Welke andere deeltjes, behalve watermoleculen, komen in deze oplossing voor?
Na+(aq), HPO4²⁻(aq), OH(aq) en H2PO4(aq)
  • Leg van elk deeltje uit of er veel of relatief weinig van deze deeltjes in de oplossing voorkomen.
Omdat het HPO4²⁻ ion een zwakke base is, zullen veruit de meeste HPO4²⁻ ionen niet met een watermolecuul reageren tot H2PO4 en OH.       veel: Na+(aq) en HPO4²⁻(aq) weinig: H2PO4(aq) en OH(aq)
  • Geef de notatie van de oplossing van natriummonowaterstoffosfaat.
2 Na+(aq) + HPO4²⁻(aq)





Slide 10 - Diapositive

Opdracht 32
Jan lost 5,0 g soda, Na2CO3 · 10H2O(s), op in water en vult het volume aan tot 250 mL. In deze oplossing is [OH−] = 3,8 · 10−3 mol L−1.
  1. Bereken de molariteit van deze oplossing.
  2. Geef met een reactievergelijking een verklaring voor de aanwezigheid van hydroxide-ionen in de oplossing.
  3. Bereken hoeveel procent van de carbonaationen is omgezet in waterstofcarbonaationen.

Slide 11 - Diapositive

Antwoord opdracht 32
Jan lost 5,0 g soda, Na2CO3 · 10H2O(s), op in water en vult het volume aan tot 250 mL. In deze oplossing is [OH] = 3,8 · 10−3 mol L−1.
  • Bereken de molariteit van deze oplossing.
M(Na2CO3 · 10H2O) = 286,14 g mol−1          aantal mol in 5,0 g Na2CO3 · 10H2O = 5,0 : 286,14 = 0,0175 mol
volume = 250 mL = 0,250 L        molariteit(Na2CO3 · 10H2O) = 0,0175 : 0,250 = 0,070 mol L−1
  • Geef met een reactievergelijking een verklaring voor de aanwezigheid van hydroxide-ionen in de oplossing.
Na2CO3 · 10H2O(s) → 2 Na+(aq) + CO3²⁻(aq) + 10 H2O(l)      CO3²⁻(aq) + H2O(l) → HCO3(aq) + OH(aq)
  • Bereken hoeveel procent van de carbonaationen is omgezet in waterstofcarbonaationen.
gegeven: [OH−] = 3,8 ∙ 10−3 mol L−1         dus ook [HCO3] = 3,8 ∙ 10−3 mol L−1
Uit a volgt dat [CO3²⁻] = 0,070 mol L−1   % gesplitst = [HCO3] : [CO3²⁻] × 100% = (0,0038 : 0,070) × 100% = 5,4%
Van de carbonaationen is 5,1% omgezet in waterstofcarbonaationen.










Slide 12 - Diapositive

Nabespreken
  • Je leert welk deeltje een oplossing basisch maakt. 
  • Je leert over zouten, die een basische oplossing vormen. 
  • Je leert over sterke en zwakke basen.



Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
Leren en maken 7.3

Slide 14 - Diapositive