NOVA herhaling H6.3 en H6.4_4H

HERHALING zuren en basen
Leerdoelen:
  • je kent de definitie van zuur/base en hun oplossingen
  • je kent de zuren en basen uit tabel 1 en 2
  • je kunt rekenen met pH en pOH
  • je kunt uit de kleur van indicatoren de pH van een oplossing afleiden
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

HERHALING zuren en basen
Leerdoelen:
  • je kent de definitie van zuur/base en hun oplossingen
  • je kent de zuren en basen uit tabel 1 en 2
  • je kunt rekenen met pH en pOH
  • je kunt uit de kleur van indicatoren de pH van een oplossing afleiden

Slide 1 - Diapositive

Een zuur is een deeltje/stof dat een
H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan

Slide 2 - Quiz

In een basische oplossing bevinden zich altijd ........ ionen
A
H3O+ionen
B
OHionen

Slide 3 - Quiz

In een zure oplossing bevinden zich altijd ........ ionen
A
H3O+ionen
B
H+ionen

Slide 4 - Quiz

Een base is een deeltje/stof dat een
H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan

Slide 5 - Quiz

De formule van fosforzuur is...
A
H2SO4
B
H3PO4
C
HNO3
D
CH3COOH

Slide 6 - Quiz

De formule van een carbonaation is ...
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 7 - Quiz

De formule van azijnzuur is...
A
H2SO4
B
H3PO4
C
HNO3
D
CH3COOH

Slide 8 - Quiz

Ethaanzuur kan .... H+ ionen afstaan
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 9 - Quiz

De formule van zwavelzuur is...
A
H2SO4
B
H3PO4
C
HNO3
D
CH3COOH

Slide 10 - Quiz

De formule van een oxide-ion is ...
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 11 - Quiz

De formule van salpeterzuur is...
A
H2SO4
B
H3PO4
C
HNO3
D
CH3COOH

Slide 12 - Quiz

De formule van een hydroxide-ion is ...
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 13 - Quiz

De formule van koolzuur is....
A
H2CO3
B
H2O+CO2
C
CO2(aq)
D
H2CO4(aq)

Slide 14 - Quiz

De formule van een waterstofcarbonaation is ...
A
OH
B
CO32
C
O2
D
HCO3

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste notatie van een azijnzuuroplossing?
A
CH3COOH(aq)
B
CH3COO(aq)+H+(aq)

Slide 16 - Quiz

De reactievergelijking tussen soda en azijnzuur is hieronder weergegeven.
Wat is in deze reactie het zuur en wat is de base?

CO32+2CH3COOH>H2CO3+2CH3COO
A
zuur: CH3COOH base: CH3COO-
B
zuur: H2CO3 base: CO3 2-
C
zuur: CH3COOH base: CO3 2-
D
zuur: H2CO3 base: CH3COO-

Slide 17 - Quiz

Zure oplossingen hebben bij T = 298 K een...
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7

Slide 18 - Quiz

Basische oplossingen hebben bij
T = 298K een...
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7

Slide 19 - Quiz

Voor een basische oplossing geldt:
A
pH > 7 en pOH > 7
B
pH < 7 en pOH > 7
C
pH < 7 en pOH < 7
D
pH > 7 en pOH < 7

Slide 20 - Quiz

Bereken de pOH van een basische oplossing met [OH-] is 3,15.10^-4 mol/L
A
3,50
B
- 3,50
C
- 3,502
D
3,502

Slide 21 - Quiz

uitleg
[OH-] = 3,15.10-4 mol / L
pOH = - log (0,000315) = 3,501689........

concentratie --> 3 significante cijfers
pOH --> 3 decimalen                                                         dus pOH = 3,502

Slide 22 - Diapositive

Bereken de [OH-] van een basische oplossing met pOH = 5,87
A
[OH-] = 1,35.10^-6 mol /L
B
[OH-] = 1,3.10^-6 mol /L
C
[OH-] = 7,4.10^5 mol /L
D
[OH-] = 1,349.10^-6 mol /L

Slide 23 - Quiz

uitleg
pOH = 5,87
[OH-] = 10 -5,87 = 0,000001349 mol / L

pOH --> 2 decimalen DUS   concentratie --> 2 significante cijfers
[OH-] = 0,0000013 = 1,3.10-6 mol / L

Slide 24 - Diapositive

Een basische oplossing heeft een pH van 8,9. Wat is de pOH van deze oplossing?
A
8,9
B
22,9
C
5,1
D
-5,1

Slide 25 - Quiz

uitleg
pH = 8,9

er geldt pH + pOH = 14,00

pOH = 14,00 - 8,9 = 5,1

Slide 26 - Diapositive

Welke kleur krijgt de indicator thymolblauw bij pH = 10,0
A
rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 27 - Quiz

Voor de bepaling van de pH van een oplossing, schenk je een beetje van de oplossing in twee reageerbuizen.

Aan buis 1 voeg je 2 druppels methylrood toe, de oplossing kleurt geel.
Aan buis 2 voeg je 2 druppels fenolrood toe, de oplossing kleurt opnieuw geel.

Wat kun je zeggen over de pH van de oplossing? Gebruik Binas 52A.
A
pH tussen 4,8 en 6,0
B
pH = 6,0
C
pH = 6,6
D
pH tussen 6,0 en 6,6

Slide 28 - Quiz

Uitleg 
  • buis 1: methylrood kleurt geel bij pH > 6,0
  • buis 2: fenolrood kleurt geel bij pH < 6,6
  • dus de pH van de oplossing ligt
     tussen 6,0 en 6,6

Slide 29 - Diapositive

Met welke indicator(en) kun je zo nauwkeurig mogelijk een oplossing met pH 4,6 bepalen? Gebruik Binas 52A.
A
Broomkresolgroen
B
Broomkresolgroen en methyloranje
C
Broomkresolgroen en methylrood
D
Methyloranje en methylrood

Slide 30 - Quiz

Uitleg bij pH = 4,6:
  • broomkresolgroen (groen): 3,8 < pH < 5,4
  • broomkresolgroen (groen) + methyloranje(oranjegeel):
     4,4 < pH < 5,4
  • broomkresolgroen (groen) + methylrood(rood):
     3,8 < pH < 4,8
  • methyloranje (oranjegeel) + methylrood (rood):
     4,4 < pH < 4,8

Laatste optie is dus meest nauwkeurig.

Slide 31 - Diapositive

Aan 100 mL zoutzuur met pH = 1,40 wordt 900 mL demiwater toegevoegd. De pH van de nieuwe oplossing is...
A
0,14
B
0,40
C
2,40
D
11,40

Slide 32 - Quiz

uitleg
pH = 1,40     --------- dus ---------------->    [H+] = 10 -1,40 = 0,0398 mol/L

volume (voor verdunnen) = 100 mL
volume (na verdunnen) = 100 mL + 900 mL = 1000 mL
-- dus --> de oplossing wordt 1000 / 100 = 10x verdund

[H+] = 0,0398 mol/L /10 = 0,00398 mol/L    
--------- dus ----------------> pH = -log (0,00398) = 2,40

Slide 33 - Diapositive

Aan 100 mL natronloog met pH = 11,40 wordt 900 mL demiwater toegevoegd. De pH van de nieuwe oplossing is...
A
1,40
B
10,40
C
12,40
D
11,40

Slide 34 - Quiz

uitleg (natronloog: Na+ (aq) + OH- (aq)
natronloog heeft een pH > 7 en is dus een basische oplossing
--> bij basische oplossingen ALTIJD rekenen met de [OH-]

pH = 11,40  -- dus --> pOH = 14,00 - 11,40 = 2,60 
                       -- dus --> [OH-] = 10 -2,60 = 0,00251 mol/L

zie verder op volgende dia -->

Slide 35 - Diapositive

uitleg (natronloog: Na+ (aq) + OH- (aq)
                       -- dus --> [OH-] = 10 -2,60 = 0,00251 mol/L

volume (voor verdunnen) = 100 mL
volume (na verdunnen) = 100 mL + 900 mL = 1000 mL
-- dus --> de oplossing wordt 1000 / 100 = 10x verdund

[OH-] = 0,00251 mol/L /10 = 0,000251 mol/L 
-- dus --> pOH = -log (0,000251) = 3,60 -- dus --> pH = 14,00 - 3,60 = 10.40

Slide 36 - Diapositive

eigen werk
  •  Doorlezen H7.1 - blz 17 t/m 20​
  •  Leren blauwgedrukte begrippen + grijze blokken ​
  •  LEREN tabel 1 en 2​
  •  Maken + nakijken opgaven 7, 8, 9 en 10 (van H7.1)

Slide 37 - Diapositive