26 januari miljoen en LV

Taal-lijdend voorwerp (lv)
Woordbenoeming: elk woord een naam 
werkwoord, lidwoord, voorzetsel, telwoord

Zinsontleding: elk zinsdeel een naam
persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taal-lijdend voorwerp (lv)
Woordbenoeming: elk woord een naam 
werkwoord, lidwoord, voorzetsel, telwoord

Zinsontleding: elk zinsdeel een naam
persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Zinsdelen
Gezegde: alle werkwoorden, wat er wordt gedaan in de zin
Onderwerp: wie of wat het doet  

Het lijdend voorwerp: de persoon of het ding waar iets mee wordt gedaan
Het lijdend voorwerp doet zelf niets.

Slide 2 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp
Er staat altijd maar één lijdend voorwerp (lv) in een zin.

Hoe vind ik een lijdend voorwerp?
wie/wat + gezegde + onderwerp?

Slide 3 - Diapositive

Juf Sabine drinkt een flesje water.
Gez =?        O=?           LV= wie/wat +gezegde + onderwerp

Slide 4 - Diapositive

Juf Sabine schrijft een zin op het bord.
PV=?         O=?     LV: wie/wat + gezegde + onderwerp

Slide 5 - Diapositive

Met elkaar:
Oma heeft een trui gebreid
Noem gezegde, onderwerp en LV

Slide 6 - Question ouverte

We lezen het uitlegstukje

Slide 7 - Diapositive

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 8 - Question ouverte

Mijn moeder

bakt

een ei.
Lijdend voorwerp

Slide 9 - Question de remorquage

Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend Voorwerp

Slide 10 - Question de remorquage

Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
gezegde

Slide 11 - Question de remorquage

Mijn moeder drinkt dagelijks koffie.
Noem het lijdend voorwerp.

Slide 12 - Question ouverte

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat is het gezegde?
Hoe vind je het onderwerp?

Slide 16 - Question ouverte

Mirjam heeft een oproep gedaan.
Noem gezegde en onderwerp.

Slide 17 - Question ouverte

De landen van Europa hebben een overeenkomst gesloten. 

persoonsvorm
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp 
hebben gesloten
hebben 
een overeenkomst
De landen van Europa

Slide 18 - Question de remorquage

Papa heeft de thermostaat op 18 graden ingesteld.


persoonsvorm
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp 
de thermostaat
heeft ingesteld
heeft
Papa

Slide 19 - Question de remorquage

Rekenen: miljoen

Slide 20 - Diapositive

Hoe schrijf je
één miljoen in cijfers?
A
1000
B
100.000
C
1.000.000
D
10.000.000

Slide 21 - Quiz

Wat is de helft van 1 miljoen?

Slide 22 - Question ouverte

Hoe vaak past 100.000 in 1 miljoen?
A
10 x
B
0,1 x
C
100 x
D
1000 x

Slide 23 - Quiz

Hoe vaak past 1000 in 1 miljoen?
A
10 x
B
0,1 x
C
100 x
D
1000 x

Slide 24 - Quiz

Vul aan tot het volgende honderdduizendtal
278.000 350.000 854.000

Slide 25 - Question ouverte

Vul aan tot 1 miljoen
700.000 990.000 871.000

Slide 26 - Question ouverte

Hoeveel briefjes van 500 kunnen er in 10.000 euro?
A
2
B
20
C
200
D
2000

Slide 27 - Quiz

10 000
100 000
1 000 000
10 000 000
100 000 000
1 000 000 000
Tienduizend
Honderdduizend
Miljoen
Tien miljoen
Honderd miljoen
Miljard

Slide 28 - Question de remorquage