9.4 Regeling van de ademhaling

Doel
Je kunt uitleggen hoe de ademhalingsfrequentie gereguleerd wordt

Je kunt een regelkring met negatieve terugkoppeling schetsen in verschillende situaties (minimaal regeling ademhaling en harstlagfrequentie) 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Doel
Je kunt uitleggen hoe de ademhalingsfrequentie gereguleerd wordt

Je kunt een regelkring met negatieve terugkoppeling schetsen in verschillende situaties (minimaal regeling ademhaling en harstlagfrequentie) 

Slide 1 - Diapositive

Ademcentrum - hersenstam

Slide 2 - Diapositive

Ademhaling regelen
  1. Via koolstofdioxidezintuigcellen in bloedvaten
  2. Impulsen naar ademcentrum in hersenen
  3. Hersenen sturen signalen naar tussenribspieren en middenrifspieren

Slide 3 - Diapositive

Ademprikkel (onbewust)
Het ademcentrum reageert op impulsen afkomstig van hersencentra en 
chemoreceptoren in de aortaboog:
  • lage pH bloed
  • hoge CO2 concentratie bloed
  • zeer lage O2 concentratie bloed
  • Hormonen: adrenaline (Binas 89A)


ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog

Slide 4 - Diapositive

Een toename van ademhalingsfrequentie bij sport wordt geregeld door
A
het parasympatisch deel van het autonoom zenuwstelsel
B
het orthosympatisch deel van het autonoom zenuwstelsel
C
het animaal zenuwstelsel

Slide 5 - Quiz

-Verlopen de impulsen vanuit het ademcentrum naar de spieren die bij de inademing betrokken zijn via bewegings- of gevoelszenuwen?
-En de impulsen die vanuit het ademcentrum naar de spieren die bij de uitademing betrokken zijn gaan?

Slide 6 - Question ouverte

snurken
De regulatie van de adembewegingen wordt door zowel het CO2-gehalte als het O2-gehalte beïnvloed. Na blokkering van de luchtwegen bij het snurken vinden processen plaats waardoor het ademritme hersteld wordt. Hieronder staan enkele zinnen over dit herstel.


1. Vanuit de hersenstam gaan impulsen via bewegingszenuwen naar de buikwandspieren die zich vervolgens samentrekken.
2. Impulsen bereiken het ademcentrum in de hersenstam.
3. Zintuigjes worden geprikkeld, zodat impulsen in gevoelszenuwen ontstaan.
4. Door blokkering van de luchtwegen neemt het CO2-gehalte van het bloed toe, waardoor het bloed zuurder wordt.
5. Impulsen arriveren in de grote hersenen en worden van daaruit doorgegeven aan de hersenstam.
6. Vanuit de hersenstam gaan impulsen via bewegingszenuwen naar de middenrifspieren die zich vervolgens samentrekken.

noteer de volgorde van (Alleen) de relevante stappen en voer in bij de volgende vraag

Slide 7 - Diapositive

antwoord bij vorige dia

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

maak een plaatje van een regelkring van de hartslagfrequentie na het sporten

Slide 11 - Question ouverte

Hoofddoel 
Je wordt je bewust van vergeten leerdoelen met betrekking tot het zenuwstelsel en zet deze op je 'te leren' lijst voor het eindexamen.

Slide 12 - Diapositive

doel
Je kunt de drie verschillende typen zenuwcellen onderscheiden op basis van hun uiterlijk, ligging en en impulsrichting.

Slide 13 - Diapositive

Welke uitspraak is juist? (T1)
A
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
B
Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4
C
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
D
Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4

Slide 14 - Quiz

In een zenuw, die het ruggenmerg en een onderarm met elkaar verbindt, bevinden zich uitlopers van neuronen.
Welke typen neuronen kunnen dat zijn? (T1)
A
Motorische neuronen
B
Sensorische neuronen
C
Motorische en sensorische neuronen
D
Motorische, sensorische en schakelneuronen

Slide 15 - Quiz

Welke deel van een neuron geleidt impulsen van het cellichaam af? (R)

Slide 16 - Question ouverte

Onderzoek aan zenuwcellen van krekels laat zien dat het patroon dat wordt gezongen op een andere plaats in het zenuwstelsel wordt opgewekt (P) dan waar het soorteigen zangpatroon wordt herkend (Q) (zie afbeelding).

-Welke type cellen kun je, op basis van de gegeven informatie, bij P zeker verwachten?
-Welk type zeker bij Q? (T2)
A
P - motorische zenuwcellen Q - motorische zenuwcellen
B
P - motorische zenuwcellen Q - sensorische zenuwcellen
C
P - sensorische zenuwcellen Q - motorische zenuwcellen
D
P - sensorische zenuwcellen Q - sensorische zenuwcellen

Slide 17 - Quiz

Doel
Je kent de functie van de verschillende typen hulpcellen in het zenuwstelsel.

Slide 18 - Diapositive

De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan.

1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.
Noteer de nummers en geef aan of ze juist of onjuist zijn. (T1)

Slide 19 - Question ouverte

Doel
Je kunt uitleggen hoe verschillende typen zenuwcellen met elkaar samenwerken binnen een reflexboog

Slide 20 - Diapositive

Vijf delen van een reflexboog zijn:
1. een motorische zenuwcel,
2. een schakelcel,
3. een sensorische zenuwcel,
4. een spier,
5. een spierzintuig.
In welke volgorde zijn deze delen bij het optreden van de reflex betrokken? (T1)

Slide 21 - Question ouverte

Doel
Je kunt in een context herkennen welk deel van het centraal zenuwstelsel betrokken is,

Je kent hier voor de functie van de hersenstam, grote- en kleine hersenen

Slide 22 - Diapositive

Iemand drinkt iets te veel en loopt daardoor niet helemaal recht meer. Welk deel van de hersenen is aangetast door de alcohol?
A
Grote Hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 23 - Quiz

Waarop zal een geneesmiddel tegen hoofdpijn vooral effect hebben? (T1)
A
Op de sensorische centra van de grote hersenen
B
Op de motorische centra van de grote hersenen
C
Op de hersenstam
D
Op de kleine hersenen

Slide 24 - Quiz

Doel 
Je kunt uitleggen hoe impulsen van zenuwcel op zenuwcel worden doorgegeven

Slide 25 - Diapositive

Dopamine is een neurotransmitter die door cellen aangemaakt kan worden om impulsen door te geven van de ene zenuwcel naar de andere. In de afbeelding worden schematisch drie zenuwcellen weergeven.

- In welk deel van de synaps, P of Q, wordt dopamine afgegeven?
- In welke richting wordt de impuls voortgezet? (T2)
A
P - afgifte dopamine 1 - richting impuls
B
P - afgifte dopamine 2 - richting impuls
C
Q - afgifte dopamine 1 - richting impuls
D
Q - afgifte dopamine 2 - richting impuls

Slide 26 - Quiz