Les 69 versnellen en vertragen

Hoe kan je een verhaal
spannend maken?
1 / 21
suivant
Slide 1: Carte mentale

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe kan je een verhaal
spannend maken?

Slide 1 - Carte mentale

Het programma 
het lesdoel 
uitleg les 60 
Oefenen in LessonUp 
zelfstandig werken 
nakijken 
terugkoppeling lesdoel 

Slide 2 - Diapositive

Het lesdoel 
Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat vertelde tijd, verteltijd, tijdvertraging en tijdversnelling betekent. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Het verhaal speelt zich af in een periode van 20 jaar.
A
verteltijd
B
vertelde tijd

Slide 11 - Quiz

Ik heb het boek binnen 4 uur uitgelezen.
A
verteltijd
B
vertelde tijd

Slide 12 - Quiz

100 jaar later...
A
verteltijd is korter dan de vertelde tijd
B
verteltijd is langer dan de vertelde tijd

Slide 13 - Quiz

1 jaar, 10 jaar, een eeuw hoort bij :
A
verteltijd
B
vertelde tijd

Slide 14 - Quiz

10 jaar later is...
A
tijdsversnelling
B
tijdsvertraging

Slide 15 - Quiz

Bij een tijdsvertraging:
A
verteltijd is korter dan de vertelde tijd
B
verteltijd is langer dan de vertelde tijd

Slide 16 - Quiz

Bij een tijdsversnelling:
A
verteltijd is korter dan de vertelde tijd
B
verteltijd is langer dan de vertelde tijd

Slide 17 - Quiz

Bladzijdes, hoofstukken en het aantal woorden horen bij:
A
verteltijd
B
vertelde tijd

Slide 18 - Quiz

Instructie 
Je gaat 10 minuten een opdracht maken.
Als je een vraag hebt, steek je hand op. 
Groep 1: zelf maken
Groep 2: verlengde instructie 

Als je eerder klaar bent, werk aan NUMO.
Laatste 10 minuten gaan we nakijken. 
Je maakt les 69 opdracht: (2), 3 en 4

Slide 19 - Diapositive

Nakijken les 69 opdracht 3 en 4

Slide 20 - Diapositive

Het lesdoel 
Aan het einde van de les kan ik uitleggen wat vertelde tijd, verteltijd, tijdvertraging en tijdversnelling betekent. 

Slide 21 - Diapositive