Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Paragraaf 1.3: ademhalingstelsel
Slide 1 - Diapositive
Welkom!
Leg je spullen klaar:
Laptop
Biologieboek
Schrift voor aantekeningen
Pen
Mobiel in de tas!
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Herhaling 8.1/9.1: Stofwisseling
Uitleg over paragraaf 8.2/9.2: Enzymen
Zelfstandig werken opdracht 8.2/9.2
Eventueel oefenen met examen opdrachten
Slide 3 - Diapositive
Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal
Slide 4 - Quiz
Wat doet een enzym?
A
reactie verlangzamen
B
reactie stop zetten
C
reactie versnellen
D
reactie laten ontploffen
Slide 5 - Quiz
De optimumtemperatuur van een enzym vertelt je...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
-
Slide 6 - Quiz
Welk enzym werkt het beste bij pH van 6 bij een temperatuur van 98 graden Fahrenheit (=36,7 graden Celcius)?
A
enzym 1
B
enzym 2
C
enzym 3
Slide 7 - Quiz
Welk enzym zou kunnen werken in het menselijk lichaam?
A
enzym x
B
enzym y
C
enzym z
D
enzym y en z
Slide 8 - Quiz
Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat
Slide 9 - Quiz
Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur. Ze werken het beste bij de optimumtemperatuur. Wat gebeurt er met het enzym als deze boven de optimumtemperatuur komt?
A
Het enzym gaat sneller werken.
B
Het enzym gaat langzamer werken.
C
Het enzym gaat kapot.
D
Het enzym werkt niet meer.
Slide 10 - Quiz
Als een enzym gedenatureerd is, betekent dat dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd
Slide 11 - Quiz
Welk enzym mis je als je een lactose-intolerantie hebt?
A
lactese
B
lactase
C
lactose
D
lactise
Slide 12 - Quiz
Als een enzym zijn werking heeft gedaan, wordt hij zelf ook verteerd.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
8.3/9.3: Fotosynthese/koolstofassimilatie
Slide 14 - Diapositive
Lesdoelen
Havo: 3.1 Je kunt de fotosynthese beschrijven.
3.1 Je kunt de fotosynthese en de chemosynthese beschrijven
Slide 15 - Diapositive
Wat zie je hier afgebeeld?
Slide 16 - Diapositive
Bladgroenkorrels
Fotosynthese= koolstofassimilatie
Bladgroen(=chlorofyl) kan licht opnemen en bevindt zich in de bladgroenkorrel (=chloroplast)
Fotosynthese vindt dus plaats in de bladgroen korrels
Bij planten, algen en sommige cyanobacteriën vindt koolstofassimilatie plaats onder invloed van licht
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Absorptie bladgroen
Fotosyntheseactiviteit
Slide 20 - Diapositive
Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.
Slide 21 - Quiz
Welke kleur zichtbaar licht wordt nauwelijks geabsorbeerd door bladgroen?
A
rood
B
blauw
C
groen
D
geel
Slide 22 - Quiz
Leg het verband uit tussen het absorptiespectrum en de naam ‘bladgroen’.
Slide 23 - Question ouverte
Aan de slag!
Havo:
Paragraaf 8.3: Opdracht 26 t/m 30
VWO: Lees alvast paragraaf 9.3: koolstofassimilatie door en maak een samenvatting (uitleg science-uur ook met 6 VWO)