herhaling hoofstuk 2 frans

révision
gemaakt door Esra
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

révision
gemaakt door Esra

Slide 1 - Diapositive

wat betekend de vis
A
le poulet
B
la légume
C
le poisson
D
la viande

Slide 2 - Quiz

wat betekend hoeveel
A
combien
B
cemboen
C
chercher
D
adorer

Slide 3 - Quiz

demain
morgen
manger
eten
ouvert
open
et
en

Slide 4 - Question de remorquage

wat betekend dit >>
in het
nederlands?
A
weinig
B
een beetje
C
veel
D
veelste veel

Slide 5 - Quiz

wat betekend komen
A
ouvert
B
avec
C
manger
D
venir

Slide 6 - Quiz

hoe zeg je in het frans: sorry, ik zoek de bakkerij
A
pardon, je cherche la baguette
B
pardon, je cherche la boulangerie
C
ca coute combien
D
oui, voilá

Slide 7 - Quiz

wat betekend dit in het frans:
houd je van pannekoeken?
A
je prefere la crepes
B
tu crepe est pour moi
C
D
tu aimes les crepes

Slide 8 - Quiz

wat betekend: graag gedaan, tot ziens.
A
merci, bon appetit
B
c'est ici de rien.
C
voilá, c'est là-ba
D
de rien, au revoir

Slide 9 - Quiz

ontkenning
1ste stap: zoek het werkwoord in de zin
2de stap: zet "ne" voor het werkwoord in de zin
3de stap: zet "pas" achter het werkwoord
4de stap: kijk of "ne voor een klinker of een "H" staat.. maak dan "ne" naar " N' "

Slide 10 - Diapositive

<wat is deze zin in ontkennig>
je préfère les pizzas
A
je pas préfère ne les pizzas
B
je ne préfère pas les pizzas

Slide 11 - Quiz

<zet deze zin in ontkenning>
c'est ici

Slide 12 - Question ouverte

er is ook een ezels bruggetje
voor vervoegen op -er
- een 
- eskimo
- eet
- ons
- ezeltje
- enterecht

Slide 13 - Diapositive

regelmatige ww vervoegen
haal '-er' ervan af dan heb je de stam...
en plak de juiste uitgang erachter.

je = stam + e
tu = stam + es
il = stam + e
nous = stam + ons
vous = stam + ez
ils = stam + ent

Slide 14 - Diapositive

je ..... (donner) le thé
A
donne
B
donner
C
donnes
D
donnent

Slide 15 - Quiz

tu ....... (aimer) les crepes
A
aimons
B
aimer
C
aiment
D
aimes

Slide 16 - Quiz

nous ...... (avoir) une baguette?
A
avez
B
avont
C
avons
D
avent

Slide 17 - Quiz

wat betekend in het frans: ik heb
A
je ai
B
j'ai
C
je sommes
D
tu es

Slide 18 - Quiz

vous ...... (manger) la pizza
A
mangent
B
manges
C
mangont
D
mangez

Slide 19 - Quiz

vous .......... (etre)
A
etes
B
etre
C
e
D
es

Slide 20 - Quiz

il .......(avoir)
A
es
B
a
C
sommes
D
as

Slide 21 - Quiz

elles .........(Être)
A
es
B
ont
C
sont
D
etes

Slide 22 - Quiz

FIN!!

Slide 23 - Diapositive