3a1 BME - Beeldspraak & stijlfiguren deel 4

Welkom! 
Leg klaar:
- boek
- schrift
- pen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom! 
Leg klaar:
- boek
- schrift
- pen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les ken je de volgende begrippen:
Pleonasme
Tautologie 
Herhaling

Slide 2 - Diapositive

Beeldspraak kennen we
- vergelijkingen
- metaforen
- metonymia
- personificatie

Slide 3 - Diapositive

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik waarbij vergelijkingen een belangrijke rol spelen.

Stijlfiguren

'Trucjes' van de schrijver om de taal levendiger te maken of om indruk te maken op de lezer.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.

Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 5 - Diapositive

STIJLFIGUREN
gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 6 - Diapositive

opsomming


Voorbeelden:

  •  In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.
  • Merel houdt van aardbeien, kersen, frambozen en bessen.
  • De docent was sloom, saai en slaapverwekkend.

Slide 7 - Diapositive

tegenstelling

  • stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden
  • bepaalde eigenschap versterken of benadrukken
  • Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.
  • voorbeeld: vrienden door dik en dun


Slide 8 - Diapositive

Paradox
  • Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet kunnen, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is
  • Twee tegengestelde woorden worden met elkaar verbonden 
  • Een uitspraak die zichzelf tegenspreekt, of tegen je logica ingaat
  • Het lijkt tegengesteld, maar het is het niet.

voorbeeld: elk voordeel heb zijn nadeel (Cruijf)
zeg nooit nooit

Slide 9 - Diapositive

Eufemisme
Een woord, zinsdeel of hele zin waarmee iets mooier of vriendelijker wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Het wordt gebruikt om de negatieve gevoelens te verbergen.

Bijvoorbeeld: 
Werkzoekend of baanloos – werkloos
Het kleinste kamertje - wc

Slide 10 - Diapositive

Hyperbool (overdrijving)


Iets wordt grote gemaakt dan het in werkelijkheid is.


Ik ga dood van de honger.

Slide 11 - Diapositive

Understatement
- Understatement
Je drukt iets opzettelijk zwakker uit dan het in werkelijkheid is. Je wilt daarmee juist sterker overkomen.
Tegenovergestelde van een hyperbool.

  1. Arjen Robben kan een aardig balletje trappen. ‏
  2. Als je een één voor de toets hebt gehaald, zul je wel een paar foutjes hebben gemaakt.













Slide 12 - Diapositive

Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf jje dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Slide 13 - Diapositive

Ironie
  • vorm van milde, niet kwetsende of beledigend bedoelde (zelf)spot
  • bij verbale ironie wordt het tegenovergestelde gezegd van wat er wordt bedoeld

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld van ironie

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden van ironie
'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
"Het ziet er weer schitterend uit", zei de trainer toen we in de drenzende regen liepen.
De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
"Goh, wat ben jij knap, zeg!"
Dat is me een lieve jongen.
Nou, het is me wat moois.
Goh, precies op tijd.

Slide 16 - Diapositive

Sarcasme
Bij sarcasme is er ook sprake van spot, maar dan van een minder vriendelijke soort. Bij sarcasme zijn de opmerkingen vaak kwetsend.

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden van sarcasme
" Vooral zo door gaan, dan kom je er wel!" Zegt de leraar tegen de slecht presterende leerling.
" Dat soort dingen moet je vooral doen, als je uit de gevangenis wilt blijven." Zegt de agent tegen de jonge crimineel.

Slide 18 - Diapositive

Pleonasme


Eigenschap noemen die datgene altijd heeft.


Witte sneeuw

Ronde cirkel

Slide 19 - Diapositive

Tautologie

Je noemt een aantal keer woorden met dezelfde betekenis (synoniemen)


Klimmen en klauteren

Schots en scheef

Maar echter

Slide 20 - Diapositive

Retorische vraag

Een vraag waar je helemaal geen antwoord op wilt. Het is eigenlijk een mededeling.


Mag het hier even stil zijn?

Slide 21 - Diapositive

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 22 - Quiz

Welke stijlfiguur herken je?
De docent uit het onderwijs gaat binnenkort met pensioen.
A
ironie
B
sarcasme
C
pleonasme
D
tautologie

Slide 23 - Quiz

In welke zin staat een Understatement?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 24 - Quiz

In welke zin staat een Hyperbool?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.

Slide 25 - Quiz

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 26 - Quiz

Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'

Slide 27 - Quiz

In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 28 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
De bal rolt goed over het groene gras.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 29 - Quiz

'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymia
C
metafoor
D
personificatie

Slide 30 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymia
D
vergelijking

Slide 31 - Quiz

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
Mijn hoofd knalt uit elkaar van de pijn.
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 32 - Quiz

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 33 - Quiz

Welk stijlfiguur wordt hier gebruikt?
De miljardair deed minnetjes over zijn nederig stulpje.
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Eufemisme

Slide 34 - Quiz

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?
"Wat fijn dat je mijn telefoon hebt laten vallen." zegt het meisje boos.
A
Sarcasme
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Herhaling

Slide 35 - Quiz