3M H2.5 _ 2

Zoek een plekje

- Pak je laptop
- Pak je werkboekje
- Ga naar: www.lessonup.nl en log in
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zoek een plekje

- Pak je laptop
- Pak je werkboekje
- Ga naar: www.lessonup.nl en log in

Slide 1 - Diapositive

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Welke fase heeft het water bij nummer 2?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase
D
overgangsfase

Slide 2 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Hoe noem je het water bij nummer 3?
A
grondwater
B
regenwater
C
oppervlaktewater
D
zeewater

Slide 3 - Quiz

Basische oplossingen hebben een ...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 4 - Quiz

Met een zuur schoonmaakmiddel kan je?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 5 - Quiz

Om te bepalen of een stof zuur of basisch is, gebruik je een...
A
predictor
B
emulgator
C
indicator
D
incubator

Slide 6 - Quiz

Antikal is agressiever dan citroenzuur . De pH van Antikal is:
A
groter dan groene zeep
B
kleiner dan groene zeep
C
3
D
kun je niet zeggen

Slide 7 - Quiz

Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier rood.
Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
11

Slide 8 - Quiz

Sam meet een pH van 3 .
Waarvan zou hij de pH gemeten kunnen hebben?
A
Cola
B
Soda
C
Zure regen
D
Water

Slide 9 - Quiz

Base + zuur =

(in een juiste verhouding)
A
Nog steeds zuur
B
Nog steeds basisch
C
Neutraal
D
Er zal niets gebeuren

Slide 10 - Quiz

Kennen / Kunnen
Aan het einde van deze paragraaf moet je weten: 
- wat neutraliseren betekend 
- wat een omslagpunt is 
- wat titreren is   

Aan het einde van deze paragraaf kan je: 
- uitleggen wat neutraliseren van een stof inhoud 
- uitleggen hoe titreren in zijn werking gaat 
- berekenen hoe zuur (of basisch) een stof is, aan de hand van een verhoudingstabel 
- zelf stoffen neutraliseren  

Slide 11 - Diapositive

Herhaling §2.5
De zuurtegraad of pH geeft aan hoe zuur een oplossing is.


Slide 12 - Diapositive

Herhaling §2.5
De zuurtegraad of pH geeft aan hoe zuur een oplossing is.
De pH is een getal tussen 0 en 14. 
              zeer zuur   zuur     neutraal     basisch   zeer basisch

Slide 13 - Diapositive

Uitleg §2.5
De zuurtegraad of pH geeft aan hoe zuur een oplossing is.

<7 = Zuur
7 = Neutraal
>7 = Basisch

Zuur + base = Neutraal 


Slide 14 - Diapositive

Herhaling §2.5
Zuur + base = Neutraal 

= Neutraliseren

Met behulp van
indicator


Slide 15 - Diapositive

Indicatoren (Binas)

Slide 16 - Diapositive

Uitleg §2.5
Zuur + base = Neutraal 

= Neutraliseren

Titreren


Slide 17 - Diapositive

Uitleg §2.5
Zuur + base = Neutraal 

= Neutraliseren

Titreren


Slide 18 - Diapositive

Uitleg §2.5
Zuur + base = Neutraal 

Concentratie berekenen van de onbekende zuur / base


Slide 19 - Diapositive

Uitleg §2.5
Zuur + base = Neutraal 

Concentratie berekenen van de onbekende zuur / base

Daarvoor moet je wel een bekende concentratie hebben...


Slide 20 - Diapositive

Uitleg §2.5
Voorbeeld:
Dave wilt bepalen hoeveel zuur er in sinaasappelsap zit. 
Daarvoor meet hij eerst 10 mL sap af en brengt dit over in een erlenmeyer. Hij voegt twee druppels fenolftaleïne toe en titreert met natronloog tot de kleuromslag. Dave heeft uiteindelijk 14,6 mL natronloog nodig. 

Gegeven: uit een andere titratie weet Dave dat 24 mL base reageert met
7,5 mg zuur.

Bereken hoeveel zuur er in de 10 mL sinaasappelsap zit.

Slide 21 - Diapositive

Uitleg §2.5
Voorbeeld:
Yara wilt bepalen hoeveel zuur er in 1 pak appelsap van 1L zit. 
Daarvoor meet zij eerst 10 mL sap af en brengt dit over in een erlenmeyer. Zij voegt twee druppels fenolftaleïne toe en titreert met natronloog tot de kleuromslag. Yara heeft voor deze titratie 21,9 mL natronloog nodig. 

Gegeven: uit een andere titratie weet Yara dat 18 mL base reageert met
11 mg zuur.

Bereken hoeveel zuur er in het pak  (van 1 L) appelsap zit.

Slide 22 - Diapositive

Uitleg §2.5
Voorbeeld:
Maaike perst een citroen uit. Zij wil bepalen hoeveel zuur er in het sap zit van een citroen. Uiteindelijk bevat de citroen 25 mL citroensap.
Daarvoor meet zij eerst 1 mL sap af en brengt dit over in een erlenmeyer. Zij voegt twee druppels fenolftaleïne toe en titreert met natronloog tot de kleuromslag. Maaike heeft 10,4 mL natronloog nodig. 

Gegeven: uit een andere titratie weet Maaike dat 45 mL base reageert met
10 mg zuur.

Bereken hoeveel zuur er in 25 mL sinaasappelsap zit.

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag
Nu: Maken opdracht 5.2 t/m 5.6 (werkboekje)

- Muziek mag
- Fluisterend overleggen mag


Slide 24 - Diapositive

Welke kleur heeft de indicator fenolftaleïne in een zure oplossing?
A
Roze
B
Paars
C
Rood
D
Kleurloos

Slide 25 - Quiz

Met titreren:
1 neutraliseer je een zure of basische stof
2 bepaal je de concentratie van een zure stof of basische stof
A
Alleen 1 is juist
B
Beide zijn juist
C
Alleen 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je het specifieke glaswerk dat je voor een titratie nodig hebt?
A
Bekerglas
B
Injectie spuit
C
Buret
D
Erlenmeyer

Slide 27 - Quiz