2.5 Zuur-basreacties

2.5 Zuur-basreacties
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.5 Zuur-basreacties

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Bespreken practicum
  • Nakijken 3 t/m 13 (vanaf blz 103)
  • 2.5 Zuur-base reacties
  • Maken opgaven

Slide 2 - Diapositive

Nakijken: 3 t/m 13 (vanaf blz 103)

Slide 3 - Diapositive

3
  • a) Lager
  • b) Hoger
  • c) Lager
  • d) Hoger
  • e) rode

Slide 4 - Diapositive

4
  • a) Rood
  • b) Paars

Slide 5 - Diapositive

5
  • a) De keukenreiniger is basisch, want er staat 'ontvetter' op. 
  • b) A

Slide 6 - Diapositive

6
  • a) minder, lager, hoger
  • b) minder, lager, lager

Slide 7 - Diapositive

7
  • Basische producten verwijderen de vetlaag (talg) van je huid, waardoor je huid uitdroogt.

Slide 8 - Diapositive

8
  • Bijvoorbeeld:
  • Snijd een stukje van de appel af. Doe op de binnenkant (niet op de schil)een druppel rodekoolsap. Als het rodekoolsap rood kleurt, is de appelzuur.
  • Neem een stukje blauw lakmoespapier. Doe er een druppel sap van deappel op. Als het lakmoespapier rood wordt, is de appel zuur.
  • Neem een stukje universeel indicatorpapier. Doe er een druppel sap van de appel op. Aan de kleur die het indicatorpapier krijgt, kun je zien wat de pH is. Als de pH lager dan 7 is, is de appel zuur.
  • LET OP: de indicatoren fenolftaleïne en rood lakmoespapier zijn niet geschikt om een zuur aan te tonen

Slide 9 - Diapositive

9
  • Meet de pH van zoutzuur en van schoonmaakazijn (bijvoorbeeld met universeel indicatorpapier). De pH van zoutzuur zal lager zijn.

Slide 10 - Diapositive

10
  • Bijvoorbeeld:
  • Loes heeft geen gelijk, want de meest zure drank (Schweppes) heeft maar drie plustekens, terwijl Ice Tea (pH = 3,0) er wel vijf heeft en dus het gebit meer aantast.
  • Loes heeft geen gelijk, want de dranken met de meeste plusjes (Ice Tea en Red Bull) hebben niet de laagste pH.

Slide 11 - Diapositive

11
  • a) De pH van speeksel kun je in de grafiek aflezen op het punt dat 0 mL drank is toegevoegd.  Als je dit nauwkeurig doet, kom je op een pH van 7,5 of 7,6
  • b) Bijvoorbeeld:
  • • Het speeksel bevat dan steeds meer zuur uit de frisdrank.
  • • De pH van het speeksel wordt lager door het zuur uit de frisdrank.
  • • De frisdrank is zuur.

Slide 12 - Diapositive

12
  • Door het spoelen met drinkwater verdun je de hoeveelheid zuur, waardoor er minder zuur in je mond komt en de pH omhooggaat (in de richting van pH = 7)

Slide 13 - Diapositive

13
  • D

Slide 14 - Diapositive

2.5 Zuur-base reacties
  • Je kunt uitleggen dat neutraliseren en ontkalken zuur-basereacties zijn.
  • Je kunt van een gegeven zuur-basereactie het reactieschema geven.
  • Je kunt een indicator gebruiken om met een kleuromslag het eindpunt van een neutralisatiereactie zichtbaar te maken.
  • Je kunt uit het resultaat van een titratie de concentratie van een zure of basische oplossing berekenen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Zuur-base reactie
  • Zuur-basereactie: reactie tussen een zuur en een base
  • zuur + base --> reactieproducten
  • Ontkalken >>
  • Neutraliseren: Precies genoeg base aan een zuur toevoegen, dat de oplossing neutraal wordt (=zuur-base reactie)

Slide 18 - Diapositive

Titratie
< Buret

Slide 19 - Diapositive

Titratie
  • Titratie: een methode om de concentratie van een stof in een oplossing te bepalen. Doormiddel van neutralisatie
  • Wat is de pH van een neutrale oplossing? 
  • pH 7
  • Hoe kun je zien dat een oplossing geneutraliseerd is?
  • Indicator gebruiken; bijvoorbeeld fenolftaleïne
  • Kleuromslag = neutraal, dat is de eindpunt van de titratie

Slide 20 - Diapositive

Rekenen aan titratie: voorbeeld
  • Er wordt 25 mL keukenazijn afgemeten en in een erlenmeyer gedaan. 
  • Twee druppels fenolftaleïne wordt toegevoegd
  • Na toevoeging van 19,4 mL natronloog slaat de kleur om van kleurloos naar roze. 
  • Gegeven: 1 mL natronloog komt overeen met 55 mg azijnzuur.
  • Gevraagd: bereken de concentratie azijnzuur in keukenazijn

Slide 21 - Diapositive

Er wordt 25 mL keukenazijn afgemeten en in een erlenmeyer gedaan.
Twee druppels fenolftaleïne wordt toegevoegd
Na toevoeging van 19,4 mL natronloog slaat de kleur om van kleurloos naar roze.
Gegeven: 1 mL natronloog komt overeen met 55 mg azijnzuur.
Gevraagd: bereken de concentratie azijnzuur in keukenazijn

Slide 22 - Diapositive

Stappen voor rekenen aan titratie: 
  1. Tekeningetje maken 
  2. Gegeven/gevraagd tabel maken
  3. Eerst gegeven invullen (gegeven is iets wat je voor de proef al weet)
  4. Daarna gevraagd invullen: je vult in hoeveel je met de buret heb toegevoegd, andere is vraagteken
  5. Reken het vraagteken uit, door de verhoudingstabel verder in te vullen. 
  6. Schrijf de som op.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Maken: 3 t/m 8 (vanaf blz 115)

Slide 25 - Diapositive

3
  • Een juist antwoord is een zure oplossing die veilig is voor gebruik in een waterkoker of koffiezetapparaat. Voorbeelden daarvan zijn:
  • • azijn (keukenazijn, huishoudazijn)
  • • (sterk) verdund zoutzuur
  • • citroenzuuroplossing

Slide 26 - Diapositive

4
  • Door het toevoegen van ammonia wordt de grond ontzuurd / wordt de pH van de grond verhoogd (tot boven pH = 6; dus de bloemen worden rood),
  • dus de raad van de buurman is goed

Slide 27 - Diapositive

5
  • B

Slide 28 - Diapositive

6
  • a) basische oplossing
  • b) Van kleurloos naar paars / rood.Azijn is zuur, dus de pH is lager dan 7. Dan is fenolftaleïne kleurloos.Doordat je er natronloog bij doet, wordt de pH steeds hoger, tot de kleur  van fenolftaleïne verandert in paars / rood

Slide 29 - Diapositive

6b&c




  • ? = 18,60 x 58 = 1079 mg azijnzuur in 25 ml Azijn. 
  • c) Ja, er moet ten minste 1000 mg azijnzuur per 25 mL azijn aanwezig zijn.

Slide 30 - Diapositive

7
  • a) van kleurloos naar paars/roze




  • b) ? = 10,4 : 170 x 100 = 6,12 mg citroenzuur in 10,0 mL citroensap

Slide 31 - Diapositive

8
  • a) I = buret
  •     II = erlenmeyer
  • b) A


  • c) ? = 15,4 x 0,135 = 2,08 g werkzame stof in 25,0 mL oplossing. 
  • in 200 mL oplossing is het 2,08 x 8 = 16,6 g werkzame stof

Slide 32 - Diapositive