Language Teaching and Assessing week 2.2

Language Teaching and Assessing
week 2.2 De Beginsituatie en Leerdoelen opstellen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
OnderwijswetenschappenWOStudiejaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Language Teaching and Assessing
week 2.2 De Beginsituatie en Leerdoelen opstellen

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Voorbeeld writing activity
  • Theorie H4: oefenparameters

  • Voorbeeld speaking activity
  • De beginsituatie uitdenken
  • ERK doel selecteren en lesdoel ontwerpen 

Slide 2 - Diapositive

Doorgeef verhaal
Vraag voor hierna: welke bouwstenen zijn nodig voor deze schrijfopdracht? Kun je hier een communicatief leerdoel bij bedenken? 

Slide 3 - Diapositive

In welke echte situaties gebruik jij geschreven/gesproken taal?

Slide 4 - Carte mentale

Doelen
  • het taalproductiemodel kunnen uitleggen
  • het doel van een spreek- of schrijfopdracht benoemen 
  • verschillen noemen tussen spreken en schrijven
  • de moeilijkheidsgraad van een spreek- of schrijfopdracht beïnvloeden m.b.v. oefenparameters. 
  • een beginsituatie beschrijven en bijbehorende lesdoelen opstellen

Slide 5 - Diapositive

Test je kennis over hfd. 4
De volgende vragen gaan over hoofdstuk 4.
Oefenparameters en het taalproductiemodel.
Bij onduidelijkheid, opnieuw lezen.

Slide 6 - Diapositive

Als je bedenkt welke boodschap je wilt overbrengen...
A
conceptualizer
B
formulator
C
lexicon
D
articulator

Slide 7 - Quiz

Als een boodschap preverbaal is en je nog bezig bent met bedenken hoe dit omgezet kan worden in woorden en zinnen...
A
conceptualizer
B
formulator
C
lexicon
D
articulator

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je het 'databestand' waarin de woordenschat ligt opgeslagen?
A
conceptualizer
B
formulator
C
lexicon
D
articulator

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je het proces waarbij de boodschap naar buiten gebracht moet worden in uitgesproken klanken?
A
conceptualizer
B
formulator
C
lexicon
D
articulator

Slide 10 - Quiz

Wat is moeilijker om te onderwijzen, Spreken of schrijven? Waarom?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Verdeel de klas in expert groepen en leg uit: Oefenparameters voor spreken/schrijven
1. Tijd (tempo)
2. Communicatief gericht of taalgericht
3. Vrij, geleid of (sterk gestuurd)
4. Monologisch tegenover dialogisch
5. Reproductief tegenover productief
6. Gefingeerde situatie tegenover reële (klassen)situatie
7. Makkelijk tegenover moeilijk - inhoudelijk en talig

Slide 13 - Diapositive

Benoem eerst jouw onderwerp en leg dan uit:

Slide 14 - Question ouverte

makkelijk tegenover moeilijk
vrij, geleid, gestuurd
in plaats van dat de leerling een mailopdracht krijgt, mogen de leerlingen briefjes naar elkaar schrijven over welke nieuwjaarswensen ze elkaar toewensen. 
ipv gesprekjes over hobby's doen leerlingen gesprekjes over hypothetische situaties. 
in plaats van een dialoog opzeggen mogen leerlingen vrij spreken.
ipv een gatentekst e-mail compleet maken, krijgen de leerlingen een opdracht waarbij alleen de inhoud globaal wordt voorgegeven. 
reproductief vs. productief
gefingeerde vs. reële situatie

Slide 15 - Question de remorquage

WERKBLAD 2B - OEFENING 1: Oefenparameters
Je krijgt een spreek- of schrijfopdracht uit een leergang en bepaal de parameters. 
(Zie werkblad 2B - oefening 1)
10 min - in twee- of drietallen
Deel daarna bevindingen met een ander groepje. 

Slide 16 - Diapositive

Speaking - Explanations
Groups of 3-4. Student A picks up a card en describes the situation. Student B, C, D all need to explain what happened BEFORE. Student A may choose who has the best explanation.

Example student A:  I wasn't allowed to enter the amusement park
Example student B: because I had tested positive for covid.
Example student C: because I had forgotten to print the tickets.

Vraag voor hierna: welke bouwstenen zijn nodig voor deze spreekopdracht? Kun je hier een communicatief leerdoel bij bedenken? Zou je iets aan de oefenparameters kunnen veranderen? 

Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen formuleren
Voorbeeld:
By the end of this lesson, the pupils can find specific information about public transportation on a timetable.
komt overeen met ERK doel: 
Spreken (A2)
Kan plannen en afspraken, gewoonten en routinehandelingen, activiteiten uit het verleden en persoonlijke ervaringen beschrijven. (A2+)


Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Wat is belangrijk voor het formuleren van een lesdoel?

  • SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden)
  • Communicatief
  • Een actief werkwoord
  • Een duidelijk middel, product, proces of uitkomst



Slide 20 - Diapositive

Oefening 2 - Verbeter de leerdoelen

Gebruik werkblad 2A - oefening 2 en volg de stappen.
In duo's
10 minuten
Klaar? Deel jouw ideeën met je buren. Kijk of je van elkaar nog ideeën over kunt nemen.
Je deelt daarna jullie geherformuleerde leerdoel in Lessonup. 

Slide 21 - Diapositive

1. De leerlingen kunnen de past simple gebruiken in een verhaaltje.

Slide 22 - Question ouverte

2. Aan het einde van deze les kunnen leerlingen een formele brief schrijven.

Slide 23 - Question ouverte

3. De leerlingen kunnen een dialoog naspelen.

Slide 24 - Question ouverte

4. Aan het einde van deze les kunnen leerlingen maaltijden in het Engels beschrijven op een menukaart voor een restaurant.

Slide 25 - Question ouverte

5. De leerlingen kunnen een creatieve en interessante brochure over hun vakantiebestemming maken in het Engels.

Slide 26 - Question ouverte

De Beginsituatie
Wat weten de leerlingen al over het onderwerp?
Wat kunnen de leerlingen al? (Dit haal je uit reeds behaalde leerdoelen)
Wat hebben de leerlingen nodig om aan deze les te kunnen beginnen? 

Slide 27 - Diapositive

Oefening 3 - De Beginsituatie
Gebruik werkblad 2A en volg de stappen.
Zelfstandig
10 minuten
Klaar? Deel jouw ideeën met je buren. Kijk of je van elkaar nog ideeën over kunt nemen.

Slide 28 - Diapositive

Welk lesdoel heb jij geformuleerd?

Slide 29 - Question ouverte

Hebben we de doelen behaald?
  • het taalproductiemodel kunnen uitleggen
  • het doel van een spreek- of schrijfopdracht benoemen 
  • verschillen noemen tussen spreken en schrijven
  • de moeilijkheidsgraad van een spreek- of schrijfopdracht beïnvloeden m.b.v. oefenparameters. 
  • een beginsituatie beschrijven en bijbehorende lesdoelen opstellen

Slide 30 - Diapositive

Oefening 4 – Aan de slag met je eigen productieve les  
 
Bespreek met je WPB’er dat je een spreek-/schrijfles wilt geven in week 5 of 6 en kies een spreek/schrijfdoel uit. Hiermee ga je je beginsituatie beschrijven, een ERK doel selecteren en een lesdoel SMART formuleren. Verwerk dit op het voorblad van het HAN-lesplanformulier. Dit is onderdeel 2A wat je inlevert voor feedback. 

Slide 31 - Diapositive

Volgende Week 
Kwakernaak: Lees 10.2, 10.3, 11.2 en 11.3. (Bekijk Scrivener ook nog eens voor praktische 
voorbeelden!)
Deadline feedback deel 2A: 
Vrijdag 18 november 2022 
[23.59 uur] via HandIn
Gebruik werkblad 2A!

Slide 32 - Diapositive