Les 3 Communicatie

Communicatie les 3
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
CommunicatieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Communicatie les 3

Slide 1 - Diapositive

We hebben het gehad over communicatiedoelen. Van welk communicatiedoel is er sprake als we iemand een product willen laten kopen?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 2 - Quiz

We hebben het gehad over communicatiedoelen. Van welk communicatiedoel is er sprake als we iemands mening willen beïnvloeden?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 3 - Quiz

We hebben het gehad over communicatiedoelen. Van welk communicatiedoel is er sprake als we een leuk boek lezen ter ontspanning?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 4 - Quiz

Schrijf in je eigen woorden op wat redundantie is en welke twee vormen er zijn.

Slide 5 - Question ouverte

Even een referentiekader-test...

Slide 6 - Diapositive

Waar denk jij aan bij het woord 'auto'?

Slide 7 - Question ouverte

Waar denk jij aan bij het woord 'hond'?

Slide 8 - Question ouverte

Waar denk jij aan bij het woord 'feest'?

Slide 9 - Question ouverte

De verschillen in jullie antwoorden zijn te herleiden naar ieders referentiekader, dat voor niemand hetzelfde is.

Slide 10 - Diapositive

Jullie definities van referentiekader
- Een combinatie van persoonlijke waarden, standpunten, normen en ervaringen die bepalen hoe je iets waarneemt en beoordeelt, die richting geeft in het verwerken van informatie en handelen. 
- Je communicatie wordt sterk beïnvloed door je referentiekader, het geheel van denkbeelden, overtuigingen, gewoonten, waarden en normen dat je in de loop van je leven opbouwt en van waaruit je de wereld om je heen interpreteert en beoordeelt. Je referentiekader wordt bepaald door de mensen met wie je omgaat.
- Het referentiekader is het beeld dat men heeft van de werkelijkheid. Vanuit dit beeld wordt binnenkomende informatie geïnterpreteerd en gestructureerd. Je referentiekader wordt gevormd door alle kennis en ervaringen die je in de loop van je leven opdoet. Bijna alle kennis komt via een vorm van communicatie.

Slide 11 - Diapositive

Dingen die je referentiekader beïnvloeden

Slide 12 - Carte mentale

Vanuit een referentiekader bekijkt een ieder zaken vanuit het eigen perspectief. Dit komt door ervaringen die we elk op onze eigen manier hebben opgedaan. Het maakt ons uniek als mens en zorgt ervoor dat iedereen bijvoorbeeld een eigen smaak heeft.
Voorbeelden van referentiekader ofwel belevingswereld zijn:
opleiding
opvoeding
karakter
omgeving/milieu
leeftijd
ervaring
geslacht
geloof
cultuurpatroon
het kleurt jouw bril waarmee jij naar de wereld kijkt

Iedereen bekijkt dingen vanuit zijn eigen perspectief. Dit komt door ervaringen die we hebben opgedaan. Het maakt ons uniek als mens en zorgt ervoor dat iedereen een eigen smaak heeft.
Voorbeelden van dingen die je referentiekader vormen zijn:
opleiding
opvoeding
karakter
omgeving/milieu
leeftijd
ervaring
geslacht
geloof
cultuurpatroon

Bovenstaande factoren bepalen de bril waarmee jij naar de wereld kijkt. 

Slide 13 - Diapositive

Informatieverwerking in je hersenen
Je observeert een gebeurtenis.
Deze informatie komt in je hersenen en gaat automatisch door een filter.
Die filter is bij iedereen anders. Als de informatie door jouw filter is gegaan, dan heb je je een beeld gevormd van de informatie.
Dat beeld bepaalt hoe jij erover denkt, wat je stemming er bij is. Het roept een emotie bij je op.
En die emotie wordt vertaald naar je lichaam. Stel je voor dat je iets ziet gebeuren waarbij het beeld dat je gevormd hebt negatief is. Dan maakt het je boos. Dan zal je dat ook in je houding of gezichtsuitdrukking terugzien (fronsen van wenkbrauwen, optrekken van schouders, samenpersen van je lippen, verkleuren van je wangen etc.).
En dit alles bepaalt dan ook hoe jouw gedrag is op datgene wat je hebt waargenomen.
Dit gebeurt binnen een seconde!

Slide 14 - Diapositive

Aannames kunnen leiden tot miscommunicatie. Wat is een aanname?

Slide 15 - Question ouverte

Aannames
We doen aannames omdat we vanuit ervaring en routine reageren. 'Omdat het eerder zo was, zal het nu ook wel zo zijn.'
Dat leidt soms tot verwarring en onduidelijkheid.
Ook bij klanten doe je dit onbewust.
Zorg ervoor dat je je gedachten direct checkt bij je klant zodat je op tijd je eigen gedachtenproces kunt bijsturen en je er bewust van wordt.

Slide 16 - Diapositive

Communicatiekwadrant
Mensen reageren verschillend op situaties en hebben verschillende manieren van communiceren. We kunnen een onderscheid maken op de volgende onderdelen:
- feiten of emoties
- ruimte geven of ruimte nemen

Slide 17 - Diapositive

Ruimte nemen en geven
RUIMTE NEMEN
Snel spreektempo
Luide stem
Reageert direct
Spreekt nadrukkelijk
Neemt snel beslissingen

RUIMTE GEVEN
Rustig spreektempo
Zachte stem
Reageert niet direct
Spreekt bedachtzaam
Neemt tijd om beslissingen te nemen

Slide 18 - Diapositive

Feiten en emoties
FEITEN
Inhoudsgericht 
Praat over feiten
Weinig gezichtsuitdrukking
Weinig gebaren
Uit gevoelens nauwelijks

EMOTIES
Relatiegericht
Praat over beleving
Veel gezichtsuitdrukking
Veel gebaren
Uit gevoelens veel

Slide 19 - Diapositive

Quiz over les 1

Slide 20 - Diapositive

Wat is de middelste laag van de piramide van Maslow?
A
erkenning en waardering
B
zelfontplooiing
C
veiligheid en zekerheid
D
behoefte aan sociaal contact

Slide 21 - Quiz

Hebben mensen in derdewereldlanden, waar bijvoorbeeld voedsel heel schaars is, behoefte aan de andere zaken dan lichamelijke behoeften, die in hogere lagen van de piramide liggen?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van een medium?
A
appje
B
mailtje
C
drone
D
telefoonlijn

Slide 23 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen encoderen en decoderen?
A
zender-ontvanger
B
begin-eind
C
voor-na
D
vroeger-nu

Slide 24 - Quiz

Wanneer is redundantie functioneel?
A
als je iets blijft herhalen tot iedereen het snapt
B
als iets voor slechts één persoon uit een groep herhaald moet worden
C
als je de boodschap nog eens samenvat zodat de ander het beter begrijpt
D
als de boodschap zo vaak herhaald is dat iedereen hem kan dromen

Slide 25 - Quiz

Wat is feedback?
A
de reactie van de zender op de ontvanger
B
de herhaling van de boodschap door de ontvanger
C
de herhaling van de boodschap door de zender
D
de reactie van de ontvanger op de zender

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van externe ruis?
A
stress
B
lawaai van verkeersdrukte
C
belangrijke afspraken moeten onthouden
D
concentratieproblemen

Slide 27 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van
non-verbale communicatie?
A
gebaren
B
gezichtsuitdrukking
C
boodschappenlijst
D
houding

Slide 28 - Quiz

Opdracht

Lees de reader t/m pagina 26

Maak de opdrachten op pagina 27, 29 en 31

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive