Final test - Werkwoordspellling - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

De persoonsvorm kan zowel in de tegenwoordige- als in de verleden tijd staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Met de stam van het werkwoord wordt de Ik-vorm bedoeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Als de persoonsvorm in de 'gebiedende wijs' staat, plaats je altijd een T erachter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm staat altijd in het meervoud.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Quiz

Slide 11 - Diapositive

Denk je erom dat je die brief voor 15 februari ...(beantwoorden)
A
Beantwoort
B
Beantwoord
C
Beantwoorden
D
Beantwoordt

Slide 12 - Quiz

(Rijden).... je morgen met mee naar Amsterdam?
A
Rijdt
B
Rijd
C
Rijt
D
Rijden

Slide 13 - Quiz

De lucht (worden) helemaal zwart; volgens mij komt er onweer.
A
Worden
B
Wordt
C
Wordt
D
Word

Slide 14 - Quiz

Wat hier vandaag (gebeuren), is hier nooit eerder gebeurd.
A
Gebeurd
B
Gebeurt
C
Gebeuren
D
gebeuren

Slide 15 - Quiz

Ik kan niet begrijpen waarom ik maar geen nieuwe baan (vinden)
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
D
Vinden

Slide 16 - Quiz

Terwijl ik de aardappels schil, (snijden) de chef-kok dunne reepjes courgette.
A
Snijd
B
Snijdt
C
Snijt
D
Snijden

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Diapositive

Doreen antwoordt vaak niet, als je haar iets vraagt.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Zorg je ervoor dat er niets raars gebeurt
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Onze buurman lijd aan corona.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

De buschauffeur vreezt dat hij vandaag last krijgt van ijzel.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Hij zegt dat hij het op zijn erewoord belooft.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Ik weet niet zeker of ik dat wel onthoudt.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Schrijf de stam van het werkwoord beroven op.

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf de hij-vorm van het werkwoord bewijzen op.

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf de stam van het werkwoord blijven op.

Slide 28 - Question ouverte

Wat vond je van de les?

Slide 29 - Carte mentale