P3A Werkwoordspelling 3.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

GRAMMATICA EN SPELLING

WERKWOORDSPELLING

3.1 

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

3 Werkwoordspelling

Planning: 

• Welkom
• Behandelen theorie 3.1 Persoonsvorm in de      tegenwoordige tijd


• Online opdracht 1 en 2 maken

Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm vinden?

In de tegenwoordige tijd spel je de persoonsvorm zo: 

                                     uitleg                                                                                                voorbeeld

enkelvoud               ik-vorm na 'ik' en voor 'jij; (je)                                                ik vind, vind je

                                     ik-vorm bij gebiedende wijs                                                  Kom!

meervoud               hele werkwoord                                                                            we/jullie/ze/mijn vrienden vinden

Je hoort of je een-t moeten schrijven door het hele werkwoord te vervangen door een vorm van 'lopen': Loop je? > Je schrijft dus ook Vind je? Loopt Erik?  Je schrijft dus Vindt Erik?

Voorbeelden (de persoonsvorm is onderstreept):

- Vanmiddag leid ik de bespreking.

- Help je (=jij) die nieuwe klanten even?                                                                 Lees goed: gaat het om 'jij' of 'jouw'

- Helpt je (=jouw) collega de gasten op het terras? 

- Over enkele minuten landt ons vliegtuig.

De persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken.

1. Juist
2. Onjuist

De persoonsvorm kan zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd staan.

1. Juist
2. Onjuist

De persoonsvorm staat altijd in het meervoud.

1. Juist
2. Onjuist

Als de persoonsvorm in de 'gebiedende wijs' staat, plaats je altijd een T erachter.

1. Juist
2. Onjuist

Quiz

Denk je erom dat je die brief voor 15 februari ...(beantwoorden)

1. beantwoort.
2. beantwoord.
3. beantwoorden.
4. beantwoordt.

(Rijden).... je morgen met me mee naar Amsterdam?

1. Rijdt
2. Rijd
3. Rijt
4. Rijden

De lucht (worden) helemaal zwart; volgens mij komt er onweer.

1. worden
2. wordt
3. wordt
4. word

Wat hier vandaag (gebeuren), is hier nooit eerder gebeurd.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeuren
4. gebeuren

Ik kan niet begrijpen waarom ik maar geen nieuwe baan (vinden)

1. vind
2. vindt
3. vint
4. vinden

Terwijl ik de aardappels schil, (snijden) de chef-kok dunne reepjes courgette.

1. snijd
2. snijdt
3. snijt
4. snijden

Vragen: 

GOED  of  FOUT?

Doreen antwoordt vaak niet, als je haar iets vraagt.

1. Goed
2. Fout

Zorg je ervoor dat er niets raars gebeurt?

1. Goed
2. Fout

Onze buurman lijd aan corona.

1. Goed
2. Fout

De buschauffeur vreezt dat hij vandaag last krijgt van ijzel.

1. Goed
2. Fout

Hij zegt dat hij het op zijn erewoord belooft.

1. Goed
2. Fout

Ik weet niet zeker of ik dat wel onthoudt.

1. Goed
2. Fout

Schrijf de ik-vorm van het werkwoord beroven op.

Schrijf de hij-vorm van het werkwoord bewijzen op.

Vindt je het nuttig de persoonsvorm te kennen?

Autocorrectie

Vergeet niet:

autocorrectie ziet veel maar herkent (nog) niet de juiste persoonsvorm.

'Vindt je' vindt autocorrectie dus niet verkeerd.

Wat vond je van de les?

Wat te doen:

Oefenen op Cambiumned.nl