Grammar Adverbs & Adjectives

Hoi 👋

Log in op jouw laptop via lessonup.app
met de code linksonder
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoi 👋

Log in op jouw laptop via lessonup.app
met de code linksonder

Slide 1 - Diapositive

Adjectives
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft en zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
the angry teacher


angry is dan het bijvoeglijk nmw. , want het zegt iets over de docent / teacher.

Slide 2 - Diapositive

Even oefenen..
Zijn er meerdere antwoorden?
Schrijf beide woorden op in de juiste volgorde met daartussen alleen een spatie.

Slide 3 - Diapositive


What is the Adjective in this sentence?
"He won the first price."

Slide 4 - Question ouverte


What is the Adjective in this sentence?
"The blue car suffered heavy damage."

Slide 5 - Question ouverte


What is the Adjective in this sentence?
"The journey was long and the wind was cold."

Slide 6 - Question ouverte


What is the Adjective in this sentence?
"The wallpaper had a floral pattern."

Slide 7 - Question ouverte


What is the Adjective in this sentence?
"Our final meeting will be this Monday."

Slide 8 - Question ouverte

Op naar het volgende onderwerp..

Slide 9 - Diapositive

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).
The teacher is extremely angry.


Slide 10 - Diapositive

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord zegt ook iets over een werkwoord.
Dit geeft antwoord op de vraag hoe?
The teacher screams angrily.


Hoe schreeuwt de docent? angrily.
Dit is dus een bijwoord.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Uitzondering!
Good

Well

This is such 
a good song.
She sings 
the song well.

Slide 13 - Diapositive

Even oefenen..

Slide 14 - Diapositive


What is the Adverb in this sentence?
"She sings well."

Slide 15 - Question ouverte


What is the Adverb in this sentence?
"The coffee is very hot."

Slide 16 - Question ouverte


What is the Adverb in this sentence?
"She speaks all foreign languages fluently."

Slide 17 - Question ouverte


What is the Adverb in this sentence?
"I hardly recognized my old friend yesterday."

Slide 18 - Question ouverte

Waar gaan we naartoe? 
Wat moet je uiteindelijk kunnen?

Slide 19 - Diapositive

Eind doel:
1. Je moet kunnen uitleggen wat een bijvoeglijk nmw. en bijwoord doet;
2a. Je moet in een Engelse zin het juiste bijvoeglijk nmw. of bijwoord in kunnen vullen;
2b. met de juiste spelling.

Slide 20 - Diapositive


"They lived together ... (happy)."

Slide 21 - Question ouverte

Uitleg:
Wat is er happy?
Antwoord: "Samenwonen"
Samenwonen is een werkwoord, dus van happy moet een bijwoord worden gemaakt met +ly erachter. 

Happy eindigt wel al op een -y, dus deze verandert dan in een -i en daarna pas +ly.

Slide 22 - Diapositive

EVEN OEFENEN..

Slide 23 - Diapositive

Complete the sentence:
"She always talks really ... (quick)."

Slide 24 - Question ouverte

Complete the sentence:
"You did a ... (good) job."

Slide 25 - Question ouverte

Complete the sentence:
"He did his homework ... (good)."

Slide 26 - Question ouverte

Complete the sentence:
"I am ... (extreme) happy at my new job."

Slide 27 - Question ouverte

Complete the sentence:
"The girl climbed ... (dangerous) high up the tree."

Slide 28 - Question ouverte

Complete the sentence:
"She ... (easy) won that race!"

Slide 29 - Question ouverte