Proeftoets Grammatica zinsdelen hfst. 1 + 2

Proeftoets

Grammatica zinsdelen

hoofdstuk 1 + 2

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Proeftoets

Grammatica zinsdelen

hoofdstuk 1 + 2

Slide 1 - Diapositive

Met welke vraag zoek je het meewerkend voorwerp?
A
wie of wat + WG/NG
B
aan wie of wat + WG/NG
C
aan wie of wat + WG/NG + OW + (LV)
D
wie of wat + WG/NG + OW + LV

Slide 2 - Quiz

Na mijn huiswerk ben ik meestal aan het gamen met vrienden.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG)?
A
WG = ben
B
WG = ben aan het gamen
C
WG = ben gamen
D
WG = gamen

Slide 3 - Quiz

Mijn zusje is altijd makkelijk op de kast te jagen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG)?
A
WG = op de kast te jagen
B
WG = is makkelijk op de kast te jagen
C
WG = is te jagen
D
WG = is op de kast te jagen

Slide 4 - Quiz

Die peren moeten nog minstens een week aan de boom blijven hangen.

Wat is het meewerkend voorwerp (MV)?
A
Er is geen MV
B
Die peren
C
aan de boom
D
een week

Slide 5 - Quiz

Heb je je moeder deze week al een berichtje gestuurd?

Wat is het meewerkend voorwerp (MV)?
A
je
B
een berichtje
C
je moeder
D
er is geen MV

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord is GEEN koppelwerkwoord?
A
zijn
B
hebben
C
worden
D
blijven

Slide 7 - Quiz

Als één van de werkwoorden zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen in een zin staan is er ALTIJD sprake van een NG.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Hongerige kinderen zijn vaak behoorlijk lastig.

Wat is het naamwoordelijk gezegde (NG)?
A
zijn [lastig]
B
zijn [behoorlijk lastig]
C
zijn [vaak behoorlijk lastig]
D
er is geen NG

Slide 9 - Quiz

Mijn vrienden waren vorig jaar na schooltijd vaak aan het netflixen.

Wat is 'vaak' voor een zinsdeel?
A
bijwoordelijke bepaling
B
lijdende voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
geen van drieën

Slide 10 - Quiz

De volgende keer geef ik je de antwoorden van mijn huiswerk wel.

Zit er een meewerkend voorwerp in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Met zo'n samenvatting schijnt het leren van de toets heel makkelijk te zijn.

Wat is het naamwoordelijk deel [...] van deze zin?
A
[schijnt te zijn]
B
schijnt [heel makkelijk] te zijn
C
[heel makkelijk]
D
er is geen naamwoordelijk deel

Slide 12 - Quiz

Met zo'n samenvatting schijnt het leren van de toets heel makkelijk te zijn.

Wat is het onderwerp van deze zin?
A
Met zo'n samenvatting
B
het leren van de toets
C
de toets
D
er is geen onderwerp

Slide 13 - Quiz

Tijdens zijn arrestatie heeft de terrorist geen verzet gepleegd.

Zit er een NG in deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Ik blijf vannacht bij jou logeren.

Zit er een NG in deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Mijn ouders schijnen een geweldige verrassing te hebben.

Hoe noem je het deel 'een geweldige verrassing'?
A
lijdend voorwerp
B
naamwoordelijk deel
C
geen van beide

Slide 16 - Quiz

Na de moeilijke toets schijnt zij nog dagen in een slecht humeur te zijn geweest.

Wat is het gezegde in deze zin? Bepaal zelf NG/WG
A
schijnt [te zijn geweest]
B
schijnt te zijn geweest
C
te zijn geweest
D
schijnt [in een slecht humeur] te zijn geweest

Slide 17 - Quiz

Na de moeilijke toets schijnt zij nog dagen in een slecht humeur te zijn geweest.

Hoeveel bwb's zitten er in de zin?
A
er is geen bwb
B
1
C
2
D
3

Slide 18 - Quiz

De vorige week verschenen serie blijkt haar kijkers van schrik te kunnen laten schreeuwen.

Wat is het onderwerp van de zin?
A
De vorige week verschenen serie
B
haar kijkers
C
van schrik
D
er zit geen OW in

Slide 19 - Quiz

De vorige week verschenen serie blijkt haar kijkers van schrik te kunnen laten schreeuwen.

Zit er een NG in deze zin?
A
Nee
B
Ja

Slide 20 - Quiz