Slim handelen

Slim handelen: de inkoopprijs, verkoopprijs, omzet, afzet, btw en consumentenprijs
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slim handelen: de inkoopprijs, verkoopprijs, omzet, afzet, btw en consumentenprijs

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les ben je in staat om 6 vragen te maken over inkoopprijs, verkoopprijs, omzet, afzet, btw en consumentenprijs.

Slide 2 - Diapositive

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over inkoopprijs, verkoopprijs, omzet, afzet, btw en consumentenprijs?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is inkoopprijs?
De inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor een product of dienst.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit wat inkoopprijs is en geef een voorbeeld.
Wat is verkoopprijs?
De verkoopprijs is de prijs die je vraagt voor een product of dienst.

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat verkoopprijs is en geef een voorbeeld.
Wat is omzet?
De omzet is de totale waarde van de verkochte producten of diensten.

Slide 6 - Diapositive

Leg uit wat omzet is en geef een voorbeeld.
Wat is afzet?
De afzet is het aantal producten of diensten dat je hebt verkocht.

Slide 7 - Diapositive

Leg uit wat afzet is en geef een voorbeeld.
Wat is btw?
Btw staat voor belasting toegevoegde waarde. Het is een belasting die je betaalt over de verkoopprijs van een product of dienst.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat btw is en geef een voorbeeld.
Wat is consumentenprijs?
De consumentenprijs is de prijs die de klant betaalt voor een product of dienst, inclusief btw.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit wat consumentenprijs is en geef een voorbeeld.
Vraag 1
Stel dat een winkel een inkoopprijs heeft van €5 voor een product en de verkoopprijs is €8, wat is dan de winstmarge?

Slide 10 - Diapositive

Laat de leerlingen een formule bedenken om de verkoopprijs te berekenen.
Stel dat een winkel een inkoopprijs heeft van €5 voor een product en de verkoopprijs is €8, wat is dan de winstmarge?

Slide 11 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 2
Een bedrijf verkoopt 500 stuks van een product voor €10 per stuk. Wat is de omzet van het bedrijf?

Slide 12 - Diapositive

Laat de leerlingen een formule bedenken om de verkoopprijs te berekenen.
Een bedrijf verkoopt 500 stuks van een product voor €10 per stuk. Wat is de omzet van het bedrijf?

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 3
Een winkel koopt 100 stuks van een product voor €2 per stuk. Als de winkel ze verkoopt voor €4 per stuk, hoeveel is dan de totale omzet?

Slide 14 - Diapositive

Laat de leerlingen het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs uitleggen.
Een winkel koopt 100 stuks van een product voor €2 per stuk. Als de winkel ze verkoopt voor €4 per stuk, hoeveel is dan de totale omzet?

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 4
Een bedrijf verkoopt 2000 stuks van een product voor €20 per stuk. Wat is de afzet van het bedrijf?

Slide 16 - Diapositive

Laat de leerlingen een formule bedenken om de omzet te berekenen.
Een bedrijf verkoopt 2000 stuks van een product voor €20 per stuk. Wat is de afzet van het bedrijf?

Slide 17 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 5
Stel dat een product een btw-tarief heeft van 21% en een verkoopprijs van €50. Hoeveel euro btw wordt er in rekening gebracht aan de klant?

Slide 18 - Diapositive

Laat de leerlingen het verschil tussen omzet en afzet uitleggen.
Stel dat een product een btw-tarief heeft van 21% en een verkoopprijs van €50. Hoeveel euro btw wordt er in rekening gebracht aan de klant?

Slide 19 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6
Een bedrijf verkoopt een product met een inkoopprijs van €10 en een btw-tarief van 21%. Als de consumentenprijs €15 is, hoeveel bedraagt dan de btw die het bedrijf moet afdragen aan de belastingdienst?

Slide 20 - Diapositive

Laat de leerlingen een formule bedenken om de afzet te berekenen.
Een bedrijf verkoopt een product met een inkoopprijs van €10 en een btw-tarief van 21%. Als de consumentenprijs €15 is, hoeveel bedraagt dan de btw die het bedrijf moet afdragen aan de belastingdienst?

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenvatting
We hebben geleerd over de inkoopprijs, verkoopprijs, omzet, afzet, btw en consumentenprijs en hoe deze met elkaar samenhangen.

Slide 22 - Diapositive

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Afsluiting
Wat vond je van deze les? Wat heb je geleerd? Heb je nog vragen?

Slide 23 - Diapositive

Sluit de les af en laat de leerlingen hun mening geven over de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 25 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.