Grammatica Blok 5 TL les 1 Leerjaar 2

Grammatica Blok 4 TL
Les 2
Doelen: 
    • Je kunt het bijvoeglijk naamwoord in een zin met een koppelwerkwoord benoemen.
    1 / 11
    suivant
    Slide 1: Diapositive
    Nederlands

    Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

    Éléments de cette leçon

    Grammatica Blok 4 TL
    Les 2
    Doelen: 
      • Je kunt het bijvoeglijk naamwoord in een zin met een koppelwerkwoord benoemen.

      Slide 1 - Diapositive

      Grammatica Blok 3TL
      Les 1
      Doelen: 
      • Je kan de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerk, de bijwoordelijke bepaling en de bijvoeglijke bepaling benoemen. 
      • Je kunt het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen

      Slide 2 - Diapositive

      Weet je nog? 


      pv: vraagzin, 1e ww
      wwg: pv + 2e ww
      ond: wie of wat + wwg
      lv: wie of wat + wwg + ond
      mv: aan wie of voor wie
      bwb: alles wat overblijft bv. waar, hoe laat, waarom, enz. 
      bvb: deel van een ander zinsdeel met een bvn woord

      Slide 3 - Diapositive

      Weet je nog?
      Wat zijn de lidwoorden

      Slide 4 - Question ouverte

      Benoem de pv
      De winkelier heeft gisteren veel verkocht.

      Slide 5 - Question ouverte

      Zelfstandig naamwoord

      Slide 6 - Carte mentale

      Benoem het wwg
      De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
      A
      heeft
      B
      heeft verkocht
      C
      de winkelier
      D
      veel

      Slide 7 - Quiz

      Benoem het onderwerp
      De winkelier heeft gisteren veel verkocht.
      A
      veel
      B
      veel verkocht
      C
      de winkelier
      D
      gisteren

      Slide 8 - Quiz

      Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

      Slide 9 - Question ouverte

      Wat zijn ook al weer voorbeelden van voorzetsels?
      A
      de, het, een
      B
      op, van, tussen, tegenover
      C
      Amsterdam, tafel, Jan
      D
      slapen, lopen, staan

      Slide 10 - Quiz

      Huiswerk
      Maak opdracht 9, 10, 11, 12 en 13

      Slide 11 - Diapositive